Grammatikliste

hebben haben
ik heb ich habe
jij hebt du hast
hij/zij/het heeft er/sie/es hat
wij hebben wir haben
jullie hebben ihr habt
zij/u hebben (heeft) sie/ Sie haben

 

zijn sein
ik ben ich bin
jij bent du bist
hij/zij/het is er/sie/es ist
wij zijn wir sind
jullie zijn ihr seid
zij/u zijn (bent) sie/Sie sind

 

M = der/ein
V = die/eine
O = das/ein
MV = die/keine

Stap 1

Eindigt het woord op –chen of –lein = O

Stap 2

Mannelijke personen of mannelijke beroepen = M

Vrouwelijke personen of beroepen die eindigen op –in = V

Stap 3

Eindigt het woord op –heit, -keit, - schaft, -ung, -ei, -ik, -ion, -tät, -ur  = V

Stap 4

Eindigt het woord op –e = vaak V (zie uitzonderingen)

Stap 5

Windrichtingen, dagen, maanden, seizoenen en windrichtingen = M

Stap 6

Kun je er in het NL het voorzetten = vaak O

 

Präsens

  Stam na stam (Fe) stam op d/t stam op S klank
ich -en +e    
du -en +st +est +t
er/sie/es -en +t +et  
wir -en +en    
ihr -en +t +et  
sie/Sie -en +en