Opdracht 6

In opdracht 4 en 5 heb je geoefend met het ontdekken van zijn-betekenissen en doen-betekenissen in een tekst. Je krijgt nu steeds meer gevoel voor de betekenissen die in een tekst zitten. Dat is een belangrijk onderdeel van je taalgevoel.

Je kunt dat taalgevoel ook anderom gebruiken. Dat gaan we in deze opdracht oefenen. In de kantlijn staan een paar zijn-betekenissen en doen-betekenissen. Jij mag daar een verhaaltje van maken.

Schrijf het verhaaltje in Google documenten en deel deze met je docent.

Let op:

- je moet een logisch verhaaltje schrijven

- verander de volgorde van de zinnetjes niet

- maak je tekst aantrekkelijker door woorden als toen, dus, want, maar, opeens, nog en al te gebruiken

- je mag ook hulpwoorden als willen, kunnen en hebben gebruiken

 

Veel plezier!