Opdracht 4

In de vorige les heb je ontdekt dat een peuter twee woorden met elkaar kan verbinden met de betekenis zijn (mama lief) en met de betekenis doen (papa slapen). Deze twee betekenissen vormen de basis van alle zinnen die er bestaan. Ze zitten op allerlei plaatsen in een zin verborgen.

Je gaat nu een oefening doen om zijn-betekenissen en doen-betekenissen te vinden in een tekst. Lees de volgende tekst. Schrijf elke zin over in je schrift en noteer in de kantlijn alle zijn-betekenissen en doen-betekenissen. De eerste zin is al voorgedaan.