Deze deelvraag bekijk je vanuit anderen; wat denken anderen over jou? Je gaat actief aan minimaal drie mensen in jouw omgeving vragen wat zij denken dat jouw sterke maar misschien ook je zwakke(re) competenties zijn. Je geeft ook aan welke vijf competenties nodig zijn voor het beroep. Vervolgens beschrijf je in verhaalvorm hoe bijvoorbeeld je ouders, docenten, werkgever of vrienden over jou denken en of je jezelf daarin herkent en wat je daarvan vindt.
Vragen die je aan een ander kunt stellen zijn:
1. Hoe is/was het om met mij om te gaan en/of samen te werken?
2. Welke persoonlijke eigenschappen van mij waardeer je het meest?
3. Welke kennis, talenten en vaardigheden van mij waardeer je het meest?
4. Wat denk je dat valkuilen zijn (in omgang met anderen), waar ik op moet letten?
5. Waarin zie je vooral ontwikkelingsmogelijkheden voor mij?
6. Wat voor werk zie je mij doen over vijf jaar?
7. Beschik ik over die genoemde competenties?
8. Kun je mij in drie woorden typeren?
9. Heb je nog opmerkingen of suggesties voor mij?
10. Overige vragen