*15.3 Classes

Objecten worden onderverdeeld in klassen (Eng.: Classes), die gebruikt worden om door de programmeur gedefinieerde datastructuren te creƫren. Classes definiƫren functies die methoden worden genoemd. Deze methoden identificeren het gedrag en de acties die een object, dat van de class is gemaakt, met zijn gegevens kan uitvoeren. Een object dat van een class is gemaakt noemt men een instantie (Eng.: instance). Een class is een blauwdruk voor hoe iets moet worden gedefinieerd. Het bevat eigenlijk geen data. Terwijl een instance een object is, opgebouwd vanuit een class en echte data bevat.

Alle objecten in een class hebben vergelijkbare eigenschappen en kunnen over het algemeen dezelfde taken uitvoeren. In het voorbeeld hieronder (zie figuur 15-2) kunnen alle Mercedessen, Tesla's en Fords starten, rijden en remmen.

Figuur 15-2