Bij programmeren is een loop (lus) een reeks instructies die worden herhaald totdat aan een bepaalde voorwaarde is voldaan. Met een loop kun je dus aangeven dat een instructie meerdere keren moet worden uitgevoerd. De twee meest voorkomende soorten loops in Python zijn de for-loop en de while-loop.
for-loop
Met de for-loop kun je een stukje code herhalen zonder die opnieuw te hoeven in te voeren. Je kunt met de for-loop iets een bepaald aantal keren herhalen, bv. als je de namen van een klas met 25 leerlingen wilt printen. For-loops zijn handig als je weet hoe vaak een taak moet worden herhaald. In figuur 11-1 worden de cijfers 0 tot en met 9 getoond door gebruik te maken van een for-loop. Let op dat we in informatica bij 0 beginnen te tellen. De code in figuur 11-1 toont de eerste 10 cijfers, beginnend vanaf 0.
while-loop
Soms wil je dat een loop herhaald wordt totdat er iets verandert. In dat soort gevallen kun je dan het beste de while-loop gebruiken. Een while-loop is actief zolang een bepaalde voorwaarde "waar" is. Deze voorwaarde heet de loop-voorwaarde. Het resultaat (de output) van figuur 11-1 kunnen we ook bereiken door een while-loop te gebruiken. In figuur 11-2. geven we met de loop-voorwaarde i < 10
aan dat de while-loop net zolang moet door gaan totdat er niet meer aan die voorwaarde wordt voldaan.