Bezit

Sommige Egyptische boeren deden het beter dan andere. De één kreeg daardoor meer bezit dan de ander. Sommige waren dus rijk en anderen niet. Er kwam meer ongelijkheid tussen de mensen. Er was genoeg eten voor iedereen. Dit zorgde ervoor dat niet alle boeren meer boer hoefden te zijn. Er kwam meer ruimte voor andere beroepen. Er waren mensen die de grond verdeelden, mensen die zorgden voor de kanaaltjes en dijkjes, mensen die opschreven hoe groot de oogst was, soldaten die het voedsel beschermden, enz. Mensen moesten steeds meer gaan samenwerken, ze hadden een leider nodig. Deze leider regelde alles en hij was koning over alle Egyptenaren. Deze Egyptische koning noemen we een farao.