Jagers en verzamelaars leefden in groepen van ongeveer 25 personen. Iedereen in de groep had een taak. De mannen gingen op jacht en de vrouwen verzamelden bessen en noten. De mannen zorgden voor het vlees. Hiervoor moesten ze goed samenwerken. De mannen beschermden de groep ook tegen gevaar. De kinderen hielpen mee. Ze leerden welke planten giftig waren, hoe je een dier moest vangen en hoe je dat dier schoon moest maken.