3a. Jouw choreografie

Hoe maak ik een choreografie? https://youtu.be/J3046lTftR4

  In de eXpoweek lever je bewijs door....

Jouw eigen, feestelijke serie te maken, waarbij je de beide dansstijlen die je geoefend hebt een plaats geeft.

Je onderzoekt verschillende choreografische tools om jouw choreografie te veranderen en te verbeteren.

Deze tools zijn:

→ Canon – Dit kan een beweging zijn die herhaald wordt door verschillende groepsleden of wanneer een of meer groepsleden een serie beginnen voor of na de anderen.

→ Inversie (‘terugspoelen’) – Een beweging of serie herhalen in omgekeerde volgorde.

→ Pauze – een moment dat er niets gebeurt.

→ Slow motion – Een beweging die steeds langzamer gaat.

→ Reflectie op verschillende niveaus – De beweging uitvoeren op een hoger of lager niveau (in de lucht of op de grond).

→ Elkaar aankijken en relaties – Elkaar spiegelen, van elkaar wegkijken, verschillende groeperingen maken. → Translocatie – Dezelfde beweging uitvoeren met een ander lichaamsdeel (een schop met de benen wordt een glijdende beweging met de armen).

→ Insertie – Het toevoegen van draaien, sprongen, omrollen of andere acties om de series met elkaar te verbinden.

OPDRACHT
Maak jouw choreografie. Gebruik de elementen die hierboven staan. Beschrijf hoe je de vier danselementen (lichaam, ruimte, kracht en tijd) gebruikt in jouw choreografie. Laat jouw choreografie door minimaal 3 dansers uitvoeren en maak hiervan een filmverslag dat je, met jouw beschrijving, post in Seesaw en linkt naar Egodact.