2.2 Draaisymmetrie

Bekijk het filmpje voor de uitleg

Opdracht: Draaien

Pak punt Q vast in de afbeelding hier boven. Draai de figuur zó dat hij er weer net zo uit ziet als eerst, maar dan gedraaid.

  1. Als je Q één rondje laat draaien, hoe vaak is de figuur dan weer hetzelfde?
  2. Als in één rondje 360° zit, om de hoeveel graden ziet het figuur er dan weer hetzelfde uit?
Wat je in de opdracht hiervoor hebt benoemd, is dat het figuur dat je daar draaide, draaisymmetrisch is. De kleinste draaihoek is het aantal graden waarna het figuur er weer hetzelfde uit ziet (het antwoord op vraag b).

 

Stappenplan: Kleinste draaihoek bepalen

1.

Zet een punt in het midden van de figuur. Zet er
de punt van je potlood op, zodat je blaadje kan
draaien om dat punt.

 

 

2.

Draai de figuur, totdat het voor het eerst er weer
precies hetzelfde uit ziet.

 

 

3.

Bedenk hoe vaak dit gebeurt als je de figuur één
rondje laat draaien

3 keer

4.

Bereken hoeveel graden hoort bij deze kleinste
draaihoek

360° : 3 = 120°