Jaartallen: 1000 tot 1500
Kenmerkende aspecten:
De opkomst van handel en ambacht die ervoor zorgde dat steden terug kwamen
Rond het jaar 1000 werd het rustiger in Europa. Er waren niet zoveel oorlogen meer en de Europese bevolking begon te groeien. Om ervoor te zorgen dat iedereen te eten had moest de opbrengst van het land groter worden. Boeren gingen allerlei nieuwe technieken uit proberen:
Dit alles zorgde ervoor dat er meer opbrengsten kwamen uit de landbouw. Hierdoor hoefde niet iedereen meer boer te zijn. Sommige mensen begonnen aan een ander beroep/ambacht en werden ambachtslieden.
De opkomst van de burgerij en de zelfstandigheid van steden
De producten die de boeren over hadden en de producten van de ambachtslieden werden opgekocht door handelaren. Deze handelaren trokken naar plaatsen waar veel mensen op af kwamen zoals kruispunten van rivieren en wegen, omdat deze goed bereikbaar waren, of bij kastelen en kloosters, omdat deze goed beschermd werden. De handel leverde veel geld op en daarom wilde veel landheren dat er veel handelaren in hun gebied kwamen. Zij gaven de handelaren allerlei voordelen. Handelaren gingen in dat gebied wonen, vaak vlakbij elkaar. Zo ontstonden er nieuwe steden. De mensen die in de steden kwamen te wonen maakte afspraken met de landheer, de baas van het gebied. Zo mochten zij zelf de regels van de stad bedenken en misdadigers straffen. In ruil daarvoor wilde de heer geld. Deze afspraken noem je stadsrechten.
Het begin van staatsvorming en centralisatie
Aan het begin van de Middeleeuwen was het leenstelsel een voordeel voor koningen, maar na verloop van tijd werd dit een nadeel. Steeds meer mensen zagen het stukje land dat hun voorvaderen van de koningen hadden gekregen als van hun zelf. De koning accepteerde dit niet en hierdoor ontstonden er oorlogen. Dit moest anders dachten vele koningen, daarom bedachten zij ambtenaren. Een ambtenaar kreeg een contract, daarin stonden zijn taken. Als een ambtenaar zijn taken niet goed uitvoerde dan werd hij ontslagen. Voor het uitvoeren van de taken kreeg de ambtenaar een salaris. Door het invoeren van ambtenaren verdween aan het einde van de Middeleeuwen het leenstelsel. De ambtenaren moesten aan de koning vertellen hoe het in zijn land ging, in het begin reisde de koning daarom het hele land door. Dit kostte veel tijd, geld en energie en hierdoor kon de koning zijn land niet meer goed besturen. Om dit op te lossen besloten koningen op één plaats te blijven, centraal in het land. Eens in de zoveel tijd kwamen alle ambtenaren naar deze plek en werd daar vergadert over hoe het in het land ging.
De uitbreiding van de christelijke wereld door de kruistochten
Het christendom bleef tijdens de gehele Middeleeuwen zich uitbreiden over heel Europa en andere delen van de wereld. De islam kreeg ook steeds meer macht in de wereld, zij begonnen steeds meer plaatsen te veroveren. In 1096 werd Jeruzalem verovert, dit is de meest heilige plek voor de christenen. Vele christenen waren hier boos over. De paus Urbanus II riep alle christenen op om Jeruzalem terug te veroveren. Dit is de eerste kruistocht. Het lukte de christenen om Jeruzalem terug te heroveren, maar niet voor lang. Ruim tweehonderd jaar lang bleef deze strijd bestaan. De ene keer wonnen de christenen en de andere keer de moslims Jeruzalem.
De strijd van de christenen over wie de baas was in de wereld
Naast koningen had ook de paus heel veel macht in Europa. Maar wie had nou eigenlijk de meeste macht? Er was al een tijdje een soort strijd aan de gang over deze vraag. Rond 1100 kwam deze strijd op een hoogte punt. De Duitse keizer benoemde bisschoppen en hier was de paus het niet mee eens. Hij vond dat de taak van de paus. Uiteindelijk kwam er wel een oplossing: Er werd afgesproken dat de paus alleen kerkelijke titels mag geven en koningen en keizer wereldlijke titels zoals het toewijzen van stukken land.