Les 4 - Rijm, soorten rijm

In het dagelijkse taalgebruik verstaan we onder rijm dat de laatste twee woorden van enkele versregels gelijke eindklanken hebben. We denken bij rijm al snel aan combinaties als: 'Sint zat te denken  wat hij jou zou schenken.'

Hieronder volgt een heleboel theorie over rijm. Vind je het fijner om de stof in de vorm van een powerpoint te lezen? Klik dan hier.
 

Theorie

Er zijn veel meer soorten rijm dan de soort rijm die in de video centraal staat, vaak herkennen we die woorden niet snel als rijmende woorden. We spreken van rijm bij de herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan.


1. Soorten rijm (vorm)

Er zijn drie verschillende vormen van rijm die je moet kunnen herkennen:

Vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde, maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk: klok-mok, schenken-denken.

Een deel van de klanken rijm. Er zijn twee soorten halfrijm:

- Alliteratie/beginrijm
Van alliteratie spreken we als de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn: wikken-wegen, drank-drugs.

- Assonantie/klinkerrijm
Van assonantie spreken we als alleen de beklemtoonde klinkers gelijk zijn: raam-gaat, wijk-getijde.

Van rime riche of rijk rijm spreken we als twee woorden helemaal gelijk zijn: gek-gek, bank-bank.

We spreken van mannelijk rijm of staand rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep geen lettergrepen volgen:
zit - zaag (beginrijm)
val - bar (assonantie)
spaar - haar (eindrijm)

We spreken van vrouwelijk rijm of slepend rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep nog één of meerdere lettergrepen volgen:
zeven - zagen (beginrijm)
lieve - liepen (assonantie)
hinderen - kinderen (eindrijm)


2. Soorten rijm (plaats)

We spreken van voorrijm wanneer woorden aan het begin van twee of meer versregels rijmen:
blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!

We spreken van binnenrijm wanneer woorden binnen één versregel rijmen:
Zie toch hoe sterck nu in't werck zich al stelt,
die t'allen tij zo ons vrijheid heeft bestreden.

We spreken van middenrijm wanneer woorden in twee of meer verschillende versregels rijmen:'t En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.

Eindrijm is de bekendste rijmvorm, we spreken van eindrijm wanneer twee of meer woorden aan het eind van een versregel rijmen:

Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn,
En denkt aan prenten uit zijn kindertijd:
Helgeel is 't zand, en alles leeg en wijd,
Driehoekjes staan op de achtergrond, heel klein;


Enjambement

Soms valt het rijm heel erg op in een gedicht. Als dichters de nadruk niet willen leggen op het rijm, dan kan hij/zij de regels afbreken op een plaats in de zin waar in de zin juist géén pauze valt. Andersom is ook mogelijk, soms 'smokkelen' dichters met de versregels om rijm te creëren:

De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.
(Multatuli)

Een ander voorbeeld is een gedicht van Constantijn Huygens, hierin zie je dat de zin na het woordje 'niet' verdergaat op de volgende regel. Op die manier behoudt het gedicht het rijmschema AABB.

GEBROKEN TAAL

'Dat is een grote schelm,' sprak onze schout van Piet,
die in de boeien zat. 'Nee, heerschap,' zij hij, 'niet
zo groot een schelm als gij' (hier hoestte hij met enen
en snoot en spuwde eens) 'mij lichtelijk mocht menen.'