2.4. Observeren met een ELEKTRONENMICROSCOOP (EM)

Een elektronenmicroscoop (EM) werkt met sterk versnelde elektronen en levert altijd beelden in grijstinten op.

Pas na de uitvinding van de elektronenmicroscoop (1933) en de verfijning ervan (1950) werd het mogelijk om meer te weten te komen over de submicroscopische structuur van de cel. Submicroscopisch betekent dat de deeltjes die je waarneemt zo klein zijn, dat je ze met een lichtmicroscoop niet kunt observeren. Celstructuren met een grootte van 1 nanometer zijn met de elektronenmicroscoop goed zichtbaar.

 

Er zijn twee soorten elektronenmicroscopen: