Blok 10: Deel 3 vaccinaties
Vaccinaties, hier hebben jullie het vorig al over gehad. Maar hoe zat het ook alweer?
Vraag 1: Wat bedoelen we ook alweer met vaccineren, hoe werkt dit?
Vraag 2: wat was ook alweer het verschil tussen actieve en passieve immuniteit?
Vraag 3: Vul de tabel in:
|
Actief of passief? |
Geeft dit goede/slechte/lange/korte bescherming? |
Antistoffen binnen krijgen via moedermelk (maternale imuniteit) |
|
|
Antistoffen aanmaken door ziek te zijn geweest? |
|
|
Antistoffen aanmaken door verzwakte ziektekiemen binnen te krijgen (vaccineren) |
|
|
Vraag4: Wat is boosteren van een vaccinatie en waarom is het belangrijk om vaccinaties te boosteren?
Vraag 5: Wat is het verschil tussen een enting, een vaccinatie en een injectie?
Vraag 6: Noem minimaal 5 toedieningswijzen van injecties, de officiƫle naam met afkorting en de Nederlandse benaming.
Vraag 7: Vul de onderstaande tabel in:
Diersoort |
Waar enten we tegen? En benoem het entschema (wanneer moet je enten) |
Hond |
|
Kat |
|
Konijn of paard (Je mag kiezen) |
|
Koe |
|
Varken |
|
Opdracht 8: Vooral bij veulens is het een enorm gevaar wanneer moederdier sterft en ze niet bij moederdier kunnen drinken.
Mogelijke bronnen:
Digitale boekje: Gezondheidszorg voor gezelschapsdieren