infuus

Doelen:

Begrijpt welke processen in het lichaam spelen om de homeostase te bewaken.

Bergijpt welke infuusvloeistoffen invloed hebben op de homeostase.

Begrijpt welke infuusvloeistof altijd toegediend kan worden.

Osmose

(bron Osmose (biologielessen.nl)

 

Osmose

Diffusie is het stromen van opgeloste stoffen van een gebied van een hoge concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen. Osmose is diffusie van water (door een semi-permeabel membraan). Bij osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen. Door deze waterverplaatsing wordt de oplossing die water verliest geconcentreerder, dus stijgt de osmotische waarde en wordt de oplossing die water ontvangt verdunt en daalt de osmotische waarde. Door deze waterverplaatsing proberen beide oplossingen een evenwichtige stoffenconcentratie te verkrijgen.  

OsmoseNed

Je kunt de waterverplaatsing vanuit twee perspectieven beredeneren. Vanuit de hoeveelheid opgeloste stoffen in de oplossing of vanuit de hoeveelheid vrije watermoleculen in de oplossing. Opgeloste stoffen hebben een lading. Watermoleculen binden aan de ladingen van een opgeloste stof. In een oplossing met veel opgeloste stoffen zijn dus veel watermoleculen gebonden aan deze opgeloste stoffen. In een oplossing met weinig opgeloste stoffen zijn dus relatief weinig watermoleculen gebonden aan de opgeloste stoffen. Oplossingen met veel opgeloste stoffen hebben dus relatief weinig vrije watermoleculen in relatie tot een oplossing met weinig opgeloste stoffen. Het water stroomt van een gebied met veel vrije watermoleculen naar een gebied met weinig vrije watermoleculen. Water stroomt van een hypotone oplossing naar een hypertone oplossing.

opgelostestoffen

Hypotoon, hypertoon, isotoon.

De osmotische waarde van een cel moet je zien in relatie tot de omgeving van deze cel. Cellen kunnen zich bevinden in een omgeving met een lagere osmotische waarde. De cel is dan hypertonisch ten opzichte van zijn milieu. De cel zal dan water uit het milieu opnemen . Cellen kunnen zich ook bevinden in een milieu met een hogere osmotische waarde. De cel is dan hypotonisch ten opzichte van het milieu. Of het milieu is dan hypertonisch ten opzichte van de cel. In dat geval zal de cel per tijdseenheid meer water afgeven aan het milieu dan dat het opneemt. De concentratie opgeloste stoffen in de cel zal door deze waterafgifte stijgen. De osmotische waarde van de cel zal stijgen. Doordat het milieu water ontvangt van de cel zal in theorie de osmotische waarde van het milieu dalen. Als cel en milieu dezelfde concentratie opgeloste stoffen bevatten zijn cel en milieu isotoon ten opzichte van elkaar. Per tijdseenheid van de cel net zoveel water opnemen als afstaan. We zeggen dan dat er geen netto waterveplaatsing zal plaatsvinden.

WaterBalanceindecelNed

osmose en diffusie https://youtu.be/Yc0npjeN-Z4

De cel heeft een aantal manieren om stoffen door de membraan heen te transporteren. In onderstaande illustraties kan je zien hoe deze vormen van transport werken. Als stoffen stromen van een gebied van een hoge concentratie naar een gebied met een lage concentratie van deze stoffen dan zeggen we: de stof stroomt met het concentratieverval mee. Deze vorm van transport kost nooit energie. Maar het kan ook voorkomen dat een stof van een gebied met een lage concentratie van die stof wil naar een gebied met een hogere concentratie. De stof stroomt dan tegen het concentratieverval in. Voor deze stoffenstroom moet de cel betalen. Het kost de cel energie in de vorm van ATP. Voor meer relevante informatie: bekijk bioplek.org

VormenvanTransportNed

transport door de cel https://youtu.be/3LxL1ynEAdw

Infusievloeistoffen

De infusievloeistoffen kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden. Enerzijds op het vlak van hun osmolariteit (isotoon, hypertoon) en anderzijds op basis van hun bestanddelen (eiwitten, suikers…).

 

3.3.1Isotone en hypertone infuusvloeistoffen.

Afhankelijk van de toestand waarin een patiënt zich bevindt, kan de arts een intraveneuze infuusvloeistof voorschrijven met een isotone of hypertone osmolariteit. De hypertone vloeistoffen worden best via een centraal veneuze katheter (CVK) toegediend aangezien ze prikkelend zijn voor de aderwand.

De osmolariteit van een vloeistof wordt bepaald door de verhouding van alle aanwezige osmotisch werkzame stoffen in de oplossing. Het is dus de concentratie van een stof (bv. een elektrolyt of een molecule) ten opzichte van één liter oplossing. Osmolariteit wordt uitgedrukt in millimol per liter (mmol/L) of in milli-equivalent per liter (mEq/L).

 

3.3.1.1Isotone infuusvloeistof

Een isotone infuusvloeistof (+/- 300 mmol/l) heeft ongeveer dezelfde osmolariteit als het plasma (280–295 mmol/l) van het bloed.

Indicaties

Specifieke verpleegkundige aandachtspunten

Voorbeelden: Glucose 5%, Natriumchloride 0,9% (= fysiologische oplossing), Ringer oplossing, Plasmalyte.

 

3.3.1.2Hypertone infusievloeistof

Een hypertone vloeistof (> 310 mmol/l) heeft een osmolariteit die hoger ligt dan het plasma. Wanneer een patiënt een hypertone vloeistof toegediend krijgt, zal vocht uit het interstitiële en intracellulaire compartiment naar het vasculaire compartiment stromen (osmose). Cellen dehydrateren, terwijl het vocht stijgt in het bloedvatenstelsel.

Indicaties

Specifieke verpleegkundige aandachtspunten

Voorbeelden: Glucose 10%, 15%, 20% en 30%, Manitol 15% en 20%, Natriumchloride 3% en 5%, Glucose 5% + NaCl 0,9%, Glucose 10% + NaCl 0,9%, TPN.

 

3.3.1.3Hypotone vloeistof

Een hypotone vloeistof (<275 mmol/l) heeft een osmolariteit die lager ligt dan het plasma.

Ze kunnen enkel gebruikt worden als oplosmiddel voor medicatie en zijn niet geschikt voor continue intraveneuze toedieningen.