Grammaire

A. Il est important de connaitre:

- les verbes réguliers finissant en -er (p.e. donner), en -ir (p.e. finir) et en -re (p.e. vendre)

- les conjugaisons de ces verbes au présent-imparfait-passé composé-futur, futur du passé (ou conditionnel), impératif

Grammaire essentielle:

Chapitres 29

Chapitre 33

Chapitre 36 (sans exercices)

B. Il est important de:

- connaitre les verbes irréguliers avoir-être-faire-aller au présent-imparfait-passé composé-futur futur du passé (ou conditionnel), impératif

Grammaire essentielle:

Chapitre 38 en p. 92-100 (il faut savoir interpréter 'la liste des verbes irréguliers' )

C. Herhaling grammatica onderbouw:

chapitre 1-2-3 (lidwoord)

chapitre 5 (bijv nmw)

chapitre 7 (bijwoord)

chapitre 14 (bezittelijk vnmw)

chapitre 15 (aanwijzend vnmw)

 

Opdrachten krijg je via docent aangeleverd.

 

oefeningen herhaling grammatica onderbouw

oefenprogramma werkwoorden

ww faire in schema.pptx

exercice plaats van bijvoeglijk naamwoord

verbes (tijden herkennen)

du of de

exercice supplémentaire adjectif (basis)
Op deze site kan je oefenen met het bijvoeglijk naamwoord.

exercice supplémentaire adjectif (1)