Werkwijze
Je gaat een tentoonstelling inrichten, verdeeld over vier ruimtes / zalen. Iedere ruimte heeft een eigen thema. Op de tentoonstelling zijn zeventien objecten, voorwerpen of schilderijen te zien. Bij ieder object, voorwerp of schilderij schrijf je een tekst van 50 tot 75 woorden waarin je uitlegt waarom dit past bij het thema van de ruimte. Deze teksten vormen samen de catalogus bij de tentoonstelling.
Thema bedenken:
Onder het kopje Begrippenlijst staat een begrippenlijst. Je moet de begrippen verdelen over vier categorieën die je zelf bedenkt. Iedere categorie wordt een thema. Het gaat er dus om begrippen die met elkaar te maken hebben bij elkaar in een groepje te zetten.
HiNT: deze opdracht gaat over vier tijdvakken en je moet vier thema's bedenken. You do the math...
Objecten, voorwerpen en schilderijen kiezen:
Onder het kopje Objecten, voorwerpen en schilderijen staat een lijst met in totaal dertig objecten, voorwerpen en schilderijen. Daarvan kies je er maximaal zeventien uit voor de tentoonstelling. Een object, voorwerp of schilderij moet echt symbool staan voor het thema waar het bij hoort. Bij iedere afbeelding staat de naam en herkomst genoemd. Op die manier kun je meer informatie over het object opzoeken. Als je meer over het object weet, leg je het langs de begrippen die bij het thema horen. Op die manier kun je goed bepalen of het object een echt symbool kan zijn.
Plattegrond maken:
De tentoonstelling is verdeeld over vier ruimtes met ieder een eigen thema. Maak een ontwerp waarbij alle objecten goed zichtbaar zijn en er een logische looproute is. Zorg ook voor een realistisch ontwerp, geen driehoekige gebouwen van 350 meter hoog of iets dergelijks.