Chromatografie - Algemeen

In alle gevallen berust chromatografie op scheiding door middel van adsorptievermogen van een bepaalde stof aan een stationaire fase. Een veel gebruikte analogie is die van een winkelstraat vol kledingwinkels: een grote groep mensen staat aan het begin van een winkelstraat, zij moeten de straat doorlopen. De kledingliefhebbers doe er veel langer over dan de niet-kledingliefhebbers omdat de eerste steeds de kledingwinkels binnen gaan.

Voor homogene mengsels werkt het net zo: een mengsel van polaire en apolaire moleculen aan het begin van een polaire buis. De polaire moleculen hebben een veel groter aanhechtingsvermogen met de polaire buis en zullen dus veel langzamer door de buis bewegen. Er moet echter wel een drijvende kracht zijn die de moleculen door de buis laat bewegen. Deze kracht is een continu bewegende fase die door de buis stroomt (gas of vloeistof). 

Stationaire fase en mobiele fase

De stationaire fase is de niet bewegende fase bij chromatografie deze beweegt niet en is bijna altijd een vaste stof (soms een vloeistoflaagje aan de binnenkant van een buis bij gaschromatografie). 

De mobiele fase is de fase die ervoor zorgt dat het mengsel door de buis (kolom) "loopt", dit is altijd een gas (gaschromatografie) of vloeistof (vloeistofchromatografie). 

Er is altijd een verschil in polariteit tussen de stationaire en mobiele fase.