In dit blok gaan we aan de slag met grammatica. Je hebt dit nodig om straks de woorden en de zinnen goed te kunnen schrijven. Als je Duitse Quests hebt gemaakt zal het een herhaling zijn, altijd goed! En zoniet duik erin, je hebt het nodig voor het vak Duits.
In het Nederlands hebben we de lidwoorden: de, het en een.
In het Duits zijn er (net zoals in het Nederlands) drie geslachten voor (lid)woorden: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Verder zijn er bepaalde lidwoorden (zoals 'de' of 'het' in het Nederlands) en onbepaalde lidwoorden (zoals 'een' in het Nederlands).
Het is moeilijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Daarom is het belangrijk dat je het lidwoord van de woordjes die je leert ook kent. Er zijn gelukkig wel een paar regeltjes die je kunnen helpen.
Je hebt nu geluisterd en opdrachten gemaakt die te maken hebben met Grammatik.
In het vorige blok heb je geleerd over zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. Je hebt ook geleerd over Duitse lidwoorden der, die en das. Dit is belangrijk, omdat je in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletterschrijft.
Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten: bijv. der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]
➜ Maak de volgende oefeningen:
1. Hoofdletters
2. Hoofdletters Frans Bauer
Je gaat aan de gang met werkwoorden haben, sein en regelmatige werkwoorden in het Duits.
Je hebt nu geluisterd en opdrachten gemaakt die te maken hebben met werkwoorden.
Grammatik: naamvallen
Ja, daar gaan we. je hebt het weleens gehoord van je moeder of broer. De naamvallen dat is zo moeilijk. Maar we gaan het toch doen. Wat zijn dat eigenlijk? En waar heb je het voor nodig?
In het Duits zijn er vier naamvallen:
We gaan de 1e en 4e naamvallen oefenen
Je hebt nu geluisterd en opdrachten gemaakt die te maken hebben met Naamvallen.
Je bekijkt 2 afleveringen van Logo. Je scrollt even naar beneden naar de uitzendingen van deze week. Elke dag is er een uitzending. Je maakt een samenvatting in het Nederlands, wat heb je gezien, welke items waren er, weerbericht etc.