4. Het zenuwstelsel

Waarnemen

De gehele dag zijn je zintuigen in je lichaam actief met het waarnemen van de buitenwereld. Wanneer je bijvoorbeeld eten ruikt, is een mogelijke reactie van je lichaam het 'watertanden'. De zintuigen in je neus en ogen geven seintjes af, die via zenuwen naar je hersenen gaan. Je hersenen verwerken deze seintjes en reageren hierop, door het afgeven van andere seintjes. Deze seitnjes gaan via zenuwen naar je armspieren. Doordat je armspieren samentrekken, kun je het eten pakken en naar je mond brengen.

Zintuigen

In je lichaam komen veel zintuigen voor. De bekendste zintuigen liggen in je ogen en in je oren. Maar er liggen ook zintuigen in je neus, in je tond en in je huid. Al je zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel. In de onderstaande afbeelding zie je de ligging van elke zintuigen weergegeven. Je ziet dat in je oren twee typen zintuigen voorkomen: je gehoorzintuigen en de evenwichtszintuigen.

In je huid liggen zintuigen waarmee je iets kunt voelen. Je kunt echter op verschillende manieren iets voelen. In je huid liggen dan ook verschillende soorten zintuingen: warmtezintuigen, koudezintuigen, drukzintuigen en tastzintuigen.
Warmtezintuigen reageren wanneer je huid in aanraking komt met iets dat warmer is dan je huid. Koudezintuigen reageren wanneer je huidin aanraking komt met iets dat kouder is. Drukzintuigen reageren wanneer er op je huid iets wordt gedrukt. Drukzintuigen liggen diep in je huid. Tastzintuigen reageren op lichte aanrakingen van je huid. Met je tastzintuigen kun je waarnemen hoe voorwerpen aanvoelen, bijvoorbeeld glad, ruw, hard of zacht. De tastzintuigen liggen in tastknopjes.


Een zintuig is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving. Zo'n invloed uit de omgeving op een organisme noem je een prikkel. Enkele voorbeelden van prikkels zijn licht(stralen), geluiden, geuren en aanrakingen. Onze zintuigen vangen deze prikkels op, waardoor we allerlei dingen kunnen waarnemen.
In de zintuigen liggen zintuigcellen. Zintuigcellen zijn aangesloten op zenuwen. Als zintuigcellen prikkels opvangen, ontstaan in de zintuigcellen impulsen. Impulsen zijn een soort elektrische signalen. Impulsen worden door zenuwen naar de hersenen geleid.

In de zintuigcellen onstaan allerlei impulsen als een prikkel sterk genoeg is. De kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt, noem je de drempelwaarde. Als een prikkel zwakker is dan de drempelwaarde, ontstaan er geen impulsen in de zintuigcellen. Een heel zacht geluid hoor je dus bijvoorbeeld niet.

Elk type zintuigcel heeft voor elk soort prikkel een bepaalde drempelwaarde. De drempelwaarde van de zintuigcellen in je ogen is voor licht heel erg laag. De zintuigcellen in je ogen zijn daardoor speciaal gevoelig voor lichtprikkels. Licht is de adequate prikkel voor de zintuigcellen in je ogen. Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuigcel speciaal zeer gevoelig voor is. Voor deze prikkel heeft de zintuigcel een lage drempelwaarde. Een zintuigcel kan wel andere, niet-adequate prikkels waarnemen. De drempelwaarde voor deze niet -adequate prikkels is echter veel hoger.

De drempelwaarde voor een prikkel is niet altijd even hoog. Wanneer een prikkel voor enige tijd aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen minder impulsen. Dit verschijnsel noem je gewenning. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat je na enige tijd de druk van je kleding op je huid niet meer voelt.
Ook motivatie speelt een rol, als je heel aandachtig luistert, hebben de zintuigcellen in je oren een lage drempelwaarde voor geluiden.

 

Zenuwstelsel

De zintuigcellen geven impulsen door aan zenuwen. Alle zenuwen
samen vormen het zenuwstelsel. In de afbeelding hiernaast is het zenuwstelsel van de mens schematisch getekend. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De zenuwen verbinden het centale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.
Wanneer er een impuls ontstaat in een zintuigcel, wordt deze via zenuwen naar je hersenen geleid.

Je hersenen verwerken de impulsen die van al je zintuigen afkomen. Daardoor word je je bewust van de dingen die je waarneemt. Je kunt dan ook bewust reageren op de prikkels die je zintuigen hebben opgevangen. Als je bewust reageert, ontstaan er impulsen in je hersenen. Deze impulsen worden via zenuwen naar een doelorgaan gestuurd.
Een zintuig reageert op prikkels door impulsen af te geven. Het zenuwstelsel verwerkt de impulsen die van de zintuigen afkomen. 

Je kan ook pijn waarnemen. Pijn neem je bijvoorbeeld in de huid waar met pijnpunten. Dat zijn de uiteinden van bepaalde zenuwen. 

Hersenen

De hersenen bestaan uit de hersenstam, de grote hersenenn en de kleine hersenen.
De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg. De hersenstam geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen en in de omgekeerde richting.

De grote hersenen en de kleine hersenen bestaan elk uit twee helften: een linker- en een rechterhelft. Vooral de grote hersenen zijn sterk geplooid. In de schors, het buitenste gedeelte, van de grote en de kleine hersenen liggen veel cellichamen van schakelcellen. In het merg, het binnenste gedeelte, van de grote en de kleine hersenen liggen veel uitlopers van schakelcellen. 


In de grote hersenen komen veel impulsen aan, afkomstig van de zintuigen in het lichaam. Pas als de impulsen in de schors van de grote hersenen zijn verwerkt, word je je bewust van een prikkel. De plaats waar impulsen in de grote hersenen aankomen en worden verwerkt, bepaalt de aard van de waarnemingen die je doet. In de grote hersenen liggen cellichamen van de schakelcellen in groepen bij elkaar, deze vormen hersencentra.

Vaak voer je bewegingen tegelijkertijd uit. De kleine hersenen zorgen ervoor dat al deze bewegingen op elkaar zijn afgestemd. Zij regelen dus de coördinatie van deze bewegingen.

Stel, je bent thuis en iemand belt aan. Vanaf het moment dat de bel gaat totdat je de deur opendoet, gebeuren er in je lichaam veel dingen kort na elkaar:

In een eenvoudig plaatje ziet de verwerking van prikkels in je zenuwstelsel er zo uit:

 

Afbeelding: Algemene werking van het zenuwstelsel
sensorische zenuwcellen = gevoelszenuwcellen; motorische zenuwcellen = bewegingszenuwcellen

Reflexen

Niet alle impulsen gaan via de hersenen. Bij een reflex gaat de reactie zó snel, dat de hersenen worden 'overgeslagen' en pas later worden 'geïnformeerd'.

Een reflex is een automatische, onbewuste reactie op een prikkel. Nadat je een prikkel hebt ontvangen, ontstaan impulsen in je zintuigcellen. De impulsen gaan via de gevoelszenuwcel naar het ruggenmerg. Daar reageert het ruggenmerg direct. Nog vóórdat de impuls de hersenen bereikt, ontstaat al een impuls naar de spieren of klieren. Dit gebeurt via de bewegingszenuwcellen.

Pas na de beweging gaat er in een deel van de gevallen een impuls via de hersenen. Je wordt je dan pas bewust van bijvoorbeeld pijn. Reflexen die processen van allerlei organen regelen verlopen volledig onbewust.

Een voorbeeld:


In schema ziet dat er zo uit:

Afbeelding: de route van een impuls door het zenuwstelsel bij een reflex.

Reflexen zoals de hoestreflex, niesreflex, pupilreflex, speekselreflex en slikreflex lopen via de hersenstam.
Reflexen van de ledematen en reflexen van de anus en urineblaas lopen via het ruggenmerg.