5. Functies van de huid

De huid bedekt je hele lichaam aan de buitenkant. De huid biedt bescherming tegen verschillende gevaren van buitenaf en heeft nog verschillende andere functies. Enkele van deze functies worden hieronder toegelicht:

1 Tegen vochtverlies
De huid kan gemakkelijk uitdrogen omdat de lucht droger is dan ons lichaam. De hoornlaag is slecht doorlaatbaar voor water.

2 Tegen bacteriën en schimmels
Als schimmels en bacteriën ons lichaam binnendringen, worden we ziek. De buitenste laag van de huid biedt bescherming en houdt deze organismen tegen. Dit is een onderdeel van ons afweersysteem en wordt mechanische afweer genoemd.

3 Eelt tegen slijtage
De huid slijt voortdurend door het contact met de buitenwereld. Op plekken waar de huid veel slijt, wordt de buitenste laag van de huid dikker en ontstaat eelt. Eelt beschermt het lichaam tegen contact met zware en ruwe voorwerpen.

4 Zweet tegen warmte
Als het warm is, maken de zweetklieren zweet. Het zweet verdampt op de huid en neemt dan warmte mee. Zo blijft ons lichaam op temperatuur.

5 Bescherming tegen UV-straling
Ultraviolette straling (UV) in zonnestraling kan de cellen in de diepere huidlagen beschadigen. Dat kan leiden tot huidkanker. De meeste vormen van huidkanker zijn gelukkig onschuldig, maar er zijn ook vormen die levensgevaarlijk zijn.
Om de cellen te beschermen bevat de huid pigmentcellen. Deze cellen bevatten een kleurstof die de gevaarlijke UV straling kan opnemen.
 

 

Hieronder zie je een doorsnede van de huid, schematisch getekend. De huid bestaat uit twee delen: de opperhuid en de lederhuid.



De opperhuid bestaat uit twee lagen: de hoornlaag en de kiemlaag. De hoornlaag bestaat uit resten van dode, verhoornde cellen. De hoornlaag beschermt je lichaam tegen beschadiging, tegen uitdroging en tegen ziekteverwekkers (bacteriën).
De kiemlaag bestaat uit levende cellen, die zich voortdurend blijft delen. Hierdoor komen er steeds nieuwe kiemlaagcellen bij. De kiemlaagcellen die daarboven liggen, verschuiven op naar buiten.
Deze cellen verhoornen. Dat wil zeggen dat ze veel hoornstof aanmaken. Als de cellen zijn verhoornd, sterven ze af.



De hoornlaag slijt aan de biutenkant steeds af. Hierdoor is de hoornlaag om sommige plaatsen, zoals je handen en je voetzolen, wat dikker. Dit noemen we eelt.
Door de opperhuid heen steken haren. Een haar in de huid is omgeven door een haarzakje, en de haar groeit van onderuit het haarzakje. In de haarzakjes zitten talgklieren, die talg produceren. Dit is een soort vet, en dit houdt de haren en de hoorlaag soepel.

De lederhuid bevindt zich onder de opperhuid, en hierin bevinden zich de zintuigen. Over de zintuigen kun je bij punt 3 meer lezen.
Naast de zintuigen bevinden zich in de lederhuid ook zenuwen met pijnpunten, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren. De zweetklieren produceren zweet, vooral als je het warm hebt. Door verdamping van zweet koelt je lichaam weer af. In de puberteit kan je last hebben van overmatig zweten, aangezien er in je lichaam nieuwe zweetklieren ontstaan.
Onder je huid ligt het onderhuids bindweefsel. Hierin ligt vet opgeslagen dat dient als reservevoeding voor je lichaam. Het vormt ook een isolerende laag, waardoor het warmteverlies van het lichaam wordt tegengegaan.

De huid heeft zintuigcellen waarmee je prikkels waarneemt en die een impuls sturen naar je hersenen. Soms wijst de impuls je op een gevaar en reageer je onbewust, in een reflex. Soms is je reactie op de impuls een bewuste reactie.
De zintuigen in je huid zijn de tastzintuigen, pijnzintuigen, drukzintuigen, koudezintuigen en warmtezintuigen. Met deze zintuigen kun je voelen.



Tastzintuig

Geeft je informatie over wat je aanraakt, bijvoorbeeld of iets scherp of ruw is.



Pijnzintuig
Waarschuwt je als de huid beschadigd wordt.



Drukzintuig
Geeft je informatie over de breekbaarheid van iets dat je oppakt.



Koudezintuig
Waarschuwt je als je huid iets kouds voelt.



Warmtezintuig
Waarschuwt je als je huid iets warms voelt.

 


 

Functies van proeven en ruiken
Bij proeven en ruiken gaat het om het kunnen waarnemen van stoffen.
Dit heeft in de dierenwereld verschillende functies. Bijvoorbeeld:

Ook bij de mens spelen deze functies een rol, soms onder de oppervlakte.

Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies. Ze worden geprikkeld als er gas bij komt dat geurt, en de reukzintuigcellen sturen dan impulsen naar de hersenen.
De meeste geuren bestaan uit verschillende geurstoffen. In de neusholte liggen veel verschillende typen reukzintuigcellen.
Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Hierdoor ontstaat een patroon van impulsen in de reukzenuw. Je hersenen vertalen deze impulsen en je ruikt de geur.

In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes. In de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen.
De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur, bitter en umami (‘hartig’). Voor elk van deze vijf smaken zijn er aparte smaakknopjes.
Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig.