2/3. Dominante en recessieve allelen

Wanneer er een allelenpaar voor oogkleur is, die allebei een code hebben voor blauwe ogen, ben je homozygoot voor de eigenschap oogkleur. Een allelenpaar waarvan het ene allel codeert voor blauwe ogen en het andere allel voor bruine ogen noemen we heterozygoot.

Genenparen worden aangegeven met een code van 2 letters, aangezien er altijd twee genen in een paar zitten. In deze twee letters wordt een verschil gemaakt in twee groepen; dominante genen of recessieve genen.

Dominante genen zijn genen die heel sterk zijn en daardoor juist sneller worden overgenomen. Donkere oog- en haarkleur zijn hier voorbeelden van. Dit heeft als gevolg dat er over het algemeen meer mensen zijn met donker haar dan mensen met blond. Van dominante genen heb je er maar één nodig om deze eigenschap tot uiting te laten komen. 
Een dominant gen (allel) geef je in de code van de 2 letters aan met een hoofdletter. Bijvoorbeeld het dominante gen voor donker haar krijgt de hoofdletter H.

Recessieve genen zijn juist genen die zich sneller laten onderdrukken en dan niet te zien zijn. Voorbeelden hiervan zijn blond haar, blauwe ogen en rood haar. Een recessief gen (allel) geef je in de code van de 2 letters aan met een kleine letter. Het recessieve gen voor blond haar zou in dit geval weergegeven worden met een kleine h.

Iemand met het allelenpaar HH is dominant homozygoot en zal donker haar hebben.

Iemand met het allelenpaar hh is recessief homozygoot en zal blond haar hebben.

Iemand met het allelenpaar Hh is heterozygoot en zal donker haar hebben.

Intermediaire overerving

Als het verschil tussen dominant en recessief niet sterk is ontstaat een intermediair fenotype. Een plant met rode bloemen, gekruist met een plant met witte bloemen die een nakomeling geeft met roze bloemen. Je schrijft dan ArAr (rood), AwAw (wit), ArAw (roze).

Als je van een organisme weet wat het genotype is en welke allelen dominant en recessief overerven, kan je van de nakomelingen van het organisme het genotype voorspellen. Dit kan je doen aan de hand van een monohybridekruisingsschema. Met behulp van dit schema kan je bepalen welke kans er is op mogelijke combinaties van allelen.

Stel, de vachtkleur bij runderen is zwart (A) of rood (a). Een homozygoot dominant rund (AA) wordt gekruist met een homozygoot recessief rund (aa).

A) Stel de kruising op.

     P (Parentes)         AA x aa     

    De geslachtscellen van het homozygoot dominante rund kunnen alleen maar A zijn, die van het                          
    recessieve rund kunnen alleen maar a zijn.

    F1 (Filii 1)

                 A         A

     a          Aa       Aa

     a          Aa       Aa

    Alle nakomelingen zijn heterozygoot en hebben genotype Aa. Omdat zwart dominant is, zullen  
     
alle nakomelingen zwart zijn (fenotype). Er is dus 100% kans op een zwarte nakomeling.

B) Kruis nu twee heterozygote runderen (Aa) met elkaar.
     P Aa x Aa

    Beide runderen kunnen geslachtscellen A en geslachtscellen a vormen.

    F1

                   
A         a

      A          AA       Aa

      a           Aa        aa

     
De 4 nakomelingen samen vormen 100%. 1 nakomeling is homozygoot dominant (AA) en zal  
     
zwart zijn. Er is dus 25% kans op een homozygoot dominante nakomeling. Twee nakomelingen
     zijn heterozygoot (Aa) en zullen zwart zijn. Er is dus 50% kans op een heterozygote  
     nakomeling.

     Een nakomeling is homozygoot recessief (aa) en heeft een rode vacht. Er is dus 25% kans op  
     
een homozygoot recessieve nakomeling.
     De verhouding zal dan 1 : 2 : 1 zijn.


C) Hoe groot is de kans op een zwarte rund? En hoeveel procent kan sop een rood rund?
   
     Er zal 75% kans zijn op een zwarte vacht, en 25% kans op een rode vacht.  

D) Kruis nu een heterozygoot (Aa) met een homozygoot recessief (aa) rund.

    P Aa x aa

     De geslachtscellen van het homozygoot recessieve rund kunnen alleen maar a zijn, die van het
    heterozygote rund A of a.

    F1

       
           a         a

      A          Aa       Aa

      a          aa        aa


    Nu zijn er twee nakomelingen die heterozygoot (Aa) zijn en een zwarte vacht hebben, en twee    
    nakomelingen die homozygoot recessief (aa) zijn en een rode vacht hebben. Er is dus 50% kans
    op een zwarte vacht en 50% kans op een rode vacht.

Hieronder zie je een stamboom. Een rondje betekent vrouw en een vierkantje betekent man. Zwart betekent 'korte vingers' en wit betekent 'lange vingers'. Korte vingers zijn recessief; iemand met korte vingers is homozygoot recessief. Laten we de letters b (recessief) en B (dominant gebruiken).

Linksboven zien we een kortvingerige vrouw met een langvingere man die twee kinderen hebben, zoon en dochter, allebei langvingerig. Het genotype van de vrouw kan niet anders zijn dan bb. Het genotype van de man kan BB zijn of Bb. Het genotype van beide kinderen kan alleen maar Bb zijn. Zij hebben b van moeder en B van vader. Probeer nu de stamboom zelf verder uit te werken.

Gerelateerde afbeelding