1. Voeding

VOEDING

Ieder voedingsmiddel is opgebouwd uit voedingsstoffen:

  1. Koolhydraten

  2. Vetten

  3. Eiwitten

  4. Water

  5. Mineralen

  6. Vitaminen

Koolhydraten

Koolhydraten zijn onze belangrijkste bron van energie. Koolhydraten zijn altijd plantaardig, want de basis voor koolhydraten is glucose. Alleen planten kunnen glucose maken, namelijk door het proces fotosynthese!

Koolhydraatrijk eten is bijvoorbeeld brood, pasta, rijst, aardappel of suiker. De energie die je uit die koolhydraten haalt, dient als brandstof. Als je helemaal niet beweegt of sport, maar je eet wel veel koolhydraten, dan zet je lichaam het om in vet en slaat het op onder je huid!

Planten maken glucose. Die glucose wordt echter niet altijd op dezelfde manier opgeslagen in de plant. Soms zit de glucose in een vrucht (daarom is het zoet). Die glucose is de meest simpele vorm en komt dicht bij wat wij suiker of druivensuiker noemen.

Planten moeten soms ook suiker opslaan in hun lichaam, dan maken ze er een andere vorm van. Deze opslag zien we bijvoorbeeld in wortels of knollen. In deze vorm is de suiker wat meer "opgevouwen" en daardoor steviger. Een voorbeeld daarvan is zetmeel.

Als laatste maken planten ook vezels van suiker. Bij een vezel heeft de plant de suiker helemaal tegen elkaar aan geplakt en gedraaid. Je lichaam kan deze vezels niet afbreken en die poep je dus weer uit. Bijvoorbeeld de schilletjes van maiskorrels! Deze vezels zijn wel heel belangrijk, want die geven stevigheid aan je poep. Mensen die weinig vezels eten, hebben vaak last van diarree.

LET OP: De meeste Nederlanders eten te weinig vezels en te veel snelle koolhydraten. Probeer afwisselend koolhydraten en groenten te eten, of allebei tegelijk. Bijvoorbeeld een lekkere pasta, mét salade. Zo heb je energie én kan je goed poepen!

Vetten

Vetten worden ook wel lipiden genoemd. Het is een hydrofobe stof, dat betekent dat het niet zomaar kan mengen of oplossen in water. Daarom maakt je lichaam speciale vetcellen aan, om het vet in op te slaan. Je lichaam slaat vet op om verschillende redenen:

- Vet isoleert, je lichaam blijft warmer als je een vetlaagje hebt en vroeger was dat heel belangrijk tijdens de winter.

- Vet kan, in tijden van nood, omgezet worden in brandstof.

- Je lichaam gebruikt bepaalde lipiden om je celmembraan mee te bouwen.

Je hebt dus vet nodig in je dieet. Echter moet je er niet teveel van eten, net als bij koolhydraten, omdat je lichaam het allemaal probeert op te slaan. Je lichaam is een ster in vetcellen maken, maar niet in vetcellen afbreken. Als je dus al meer vetcellen bent gaan maken, omdat je te veel vet en koolhydraten binnen krijgt, dan blijven die daar voor een hele lange tijd. Daarom is afvallen zo lastig!!

Er is een geheugensteuntje voor welke vetten je wel en niet kan eten:

LET OP: De meeste Nederlanders denken dat ze wel prima zitten qua vet in hun eten. Er zit meer verzadigd vet in je eten dan je denkt. Zorg voor een goede balans tussen verzadigd en onverzadigd!

Eiwitten

Eiwitten zijn moleculen die bestaan uit aminozuren. Die aminozuren worden door je lichaam gebruikt om het DNA te lezen en je lichaam te bouwen. Je lichaam slaat eiwitten niet op als je er te veel van eet.

Je spieren bestaan bijna alleen maar uit eiwit. Daarom eten sporters veel eiwitten. Zoals je geleerd hebt, scheur je tijdens het sporten je spieren kapot. Om ze weer op te kunnen bouwen, gebruikt je lichaam de eiwitten uit je voeding.

LET OP: De meeste Nederlanders eten al meer eiwit dan nodig is, kijk dus goed naar je dieet voordat je 5 eiwitshakes per dag gaat drinken! Te veel = altijd slecht.

Overig

De overige voedingsstoffen zijn water, vitaminen en mineralen. Vitaminen en mineralen zijn kleine moleculen of atomen die je lichaam nodig heeft om je cellen te bouwen.

Voorbeeld: Je rode bloedcellen vervoeren zuurstof in je lichaam en bestaan uit lipiden, water, eiwitten én ijzer. IJzer is in dit geval een mineraal!

Mineralen en vitaminen zitten in je groente, fruit en in koolhydraatrijk voedsel. Mensen die niet genoeg groenten en fruit eten, kunnen een tekort krijgen. Let daarom goed op op wat je eet en eet gevarieerd.

Mensen drinken vaak te weinig water. Een gemiddeld persoon zou tussen 1.5 en 2 liter water per dag moeten drinken. Het liefst water zonder suiker of caffeine, want daar droog je op de lange termijn juist weer van uit.

Energiebehoefte

Energiebehoefte is de hoeveelheid chemische energie die een persoon per dag nodig heeft. Deze energie haal je uit je eten en drinken. Hoeveel energie je moet eten is afhankeijk van:

   - Je geslacht; Mannen gebruiken over het algemeen meer energie dan vrouwen. Mannen zijn vaak warmer dan vrouwen. Die warmte die zij afgeven is kostbare "verloren" energie. Zij moeten dus meer eten om "bruikbare" energie te hebben.

   - Je leeftijd; In je leven zul je, afhankelijk van je leeftijd, meer of minder energie gebruiken. Kinderen zijn actiever dan pubers en bejaarden zitten vaak de hele dag.

   - Je lichaamsgrootte; Hoe groter je lichaam, hoe meer energie je nodig hebt. Het kost meer energie om al je grote ledematen op te tillen of je grote lichaam op te warmen. Zeker tijdens een groeispurt, wanneer je lichaam nieuwe cellen maakt, zou je meer moeten eten!

   - Je levenstijl; Misschien ben je wel heel klein, maar sport je elke dag een uur of twee. Tijdens dat sporten gebruik je veel energie en dat moet je aanvullen door veel te eten!

Of misschien ben je wel een hele grote jongen, maar zit je de hele dag achter je pc met een dekentje om je heen. In dat geval moet je juist weer minder eten.

Hoeveel energie en bouwstoffen je lichaam nodig heeft, is heel erg afhankelijk van wat jij doet in je leven. De regels over man/vrouw/leeftijd/grootte zijn heel erg algemeen. Als jij ook maar 1 uur per week meer sport dan je klasgenootje, dan heb je eigenlijk alweer een eigen dieet nodig.

Waar je vandaan komt, kan ook uitmaken. In landen met weinig zon halen mensen hun Vitamine D uit zuivel, maar mensen uit zonnige landen zijn vaak lactose intolerant. Die kunnen geen zuivel eten en moeten daarom bijvoorbeeld Vitamine D pillen slikken als er geen zon is!

Conserveren

Bacteriën en schimmels kunnen voedsel laten bederven. Daarom conserveren we voedsel. Dat kan op verschillende manieren:

- koelen/invriezen: door voedsel te koelen of in te vriezen, doden we bacteriën en schimmels. Soms gaan ze niet dood, maar worden ze inactief. Hierdoor duurt het langer voor het eten bederft. 

- Pasteuriseren: bij pasteuriseren wordt een product verhit tot 72 graden Celsius. Hierdoor sterven veel bacteriën en schimmels, maar niet allemaal!

- Steriliseren: bij steriliseren wordt een product verhit tussen de 130 en 140 graden Celsius. Hierbij gaan wél alle bacteriën en schimmels dood. 

- Drogen: worsten en kruiden worden vaak gedroogd. Doordat er geen water in het eten zit, kunnen bacteriën en schimmels er niet op groeien. 

- Luchtdicht verpakken: doordat je een product vacuum of luchtdicht verpakt, kunnen er geen bacteriën of schimmels op komen. 

Er zijn ook conserveermiddelen; dat zijn bijvoorbeeld bepaalde zuren, sulfiet, zout, suiker etc. Deze conserveermiddelen zorgen ervoor dat de omgeving te extreem wordt voor bacteriën en schimmels om op te groeien.