Jongen of meisje?
Al bij de geboorte kun je zien of de baby een jongens of een meisjeslichaam heeft. Dit heet het geslacht of de sekse van de baby.
Bij meisjes zie je de vagina en de schaamlippen. Bij jongens de penis en de balzak. Geslachtskenmerken zijn de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke dieren. Ofwel: alle lichamelijke kenmerken waarin mannen en vrouwen verschillen.
We onderscheiden:
Als een baby geboren wordt, wordt er altijd gekeken wat er tussen de benen zit. Is het een penis met een scrotum? Dan noemen we dat een jongetje. Zitten er schaamlippen en een vagina? Dan noemen we het een meisje. Heel soms valt er niet meteen te zien of de baby een jongetje of een meisje is. Dan heeft de baby zowel vrouwelijke als mannelijke geslachtskenmerken. Dit heet intersekse. Soms blijkt pas in de puberteit dat een persoon intersekse is.
Hieronder zie je het VROUWELIJKE voortplantingsstelsel.
Eierstok:
De twee eierstokken zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok liggen vanaf de geboorte de (nog) onrijpe eicellen. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand één eicel rijp.
Eileider:
Het begin van de eileider lijkt een beetje op een hand. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel uit de eierstok en in de eileider.
Baarmoeder:
De eileiders eindigen in de baarmoeder. De baarmoeder is zo groot als een kleine vuist en is hol van binnen. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren waarop een slijmlaag groeit (het baarmoederslijmvlies). Deze slijmlaag zorgt ervoor dat de bevruchte eicel zich hier veilig in kan nestelen. De holte staat in verbinding met de vagina (schede). In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
Urineblaas:
Blaas waarin de urine tijdelijk wordt opgeslagen. De urine wordt gevormd in de nieren en wordt ook wel plas genoemd.
Urinebuis:
Buis waardoor de urine het lichaam verlaat.
Aan de buitenkant heeft een vrouw schaamlippen, de binnenste en de buitenste (kleine en grote), de clitoris, de plasbuisopening en de vagina.
De vagina verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. Daardoor gaat bij de geboorte het kind naar buiten.
De clitoris is het gedeelte van het vrouwelijke geslachtsstelsel dat ervoor zorgt dat vrouwen fijne gevoelens krijgen tijdens de seks. Er zitten veel zenuwuiteinden, waardoor het een heel gevoelig stuk is. De clitoris wordt vaak afgebeeld als een klein puntje aan de buitenkant, maar dat is helemaal niet waar! De clitoris kan tot wel 12 cm groot zijn. De clitoris heeft net als de penis zwellichamen.
Bij meisjes vanaf de puberteit
Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar rijpt er in de eierstokken elke maand één eicel. Bij de eisprong/ovulatie komt zo'n rijpe eicel vrij uit de eierstok. De eileiders vervoeren de eicel richting de baarmoeder. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie hoogstens 12 tot 24 uur in leven. Nadat de eicel sterft, wordt de menstruatie op gang gebracht. Dit herkennen we ook wel onder de naam ongesteldheid. De resten van de eicel worden door de cellen van de wand van de eileider opgenomen.
Ovulatie treedt ongeveer eenmaal per vier weken op. Meestal gebeurt dit afwisselend in een van beide eierstokken.
Hieronder zie je het MANNELIJKE voortplantingsstelsel.
Eikel:
Punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor seksuele prikkels.
Voorhuid:
Huidplooi die de penis beschermt. In de voorhuid liggen kliertjes die slijm maken. De voorhuid kan daardoor makkelijk over de eikel bewegen. Bij een besnijdenis wordt de voorhuid weggehaald. Het is altijd belangrijk om na de seks of een zaadlozing om de penis te wassen. Hierbij trek je de voorhuid een beetje naar achter en was je jezelf met water.
Zwellichamen:
In de penis zitten een aantal sponsachtige weefsels. Als de man seksueel opgewonden raakt, stroomt er bloed in deze sponsachtige weefsels, waar het verzameld wordt. De sponsachtige weefsels raken dan helemaal vol en hierdoor gaat de penis recht op staan.
Urinebuis:
Buis waardoor urine en sperma het lichaam verlaten. De urinebuis loopt tussen de zwellichamen door. De zaadleiders monden uit in de urinebuis.
Urineblaas:
Blaas waarin de urine tijdelijk wordt opgeslagen. De urine wordt gevormd in de nieren.
Zaadblaasje:
Een zaadblaasje scheidt zaadvocht af.
Prostaat:
De prostaat scheidt vocht af dat samen met het vocht uit de zaadblaasjes en zaadcellen het sperma vormt.
Zaadleider:
Vanaf de bijballen lopen de zaadleiders naar boven. Zaadvocht en zaadcellen samen noem je sperma.
Bijbal:
De bijbal ligt op de teelbal. Hier worden de zaadcellen tijdelijk opgeslagen.
Teelbal (testes):
In de teelballen worden zaadcellen en geslachtshormonen gemaakt. Geslachtshormonen hebben invloed op het seksuele gedrag. Ze stimuleren de vorming van zaadcellen.
Balzak (scrotum):
In de balzak liggen de twee teelballen.
Bij jongens vanaf de puberteit
Bij jongens vanaf ongeveer 13 jaar worden in de teelballen miljoenen zaadcellen per dag gemaakt. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen. De teelballen en bijballen liggen in een huidplooi, de balzak. Doordat deze balzak zich eigenlijk buiten het lichaam bevindt, is de temperatuur hier iets lager dan in de buikholte. Dat is belangrijk voor de productie van zaadcellen.
Bij een erectie lopen de zwellichamen vol met bloed. De penis wordt dan stijf.
Een erectie kan ontstaan als een jongen of man seksueel opgewonden raakt, maar dat hoeft niet per se. Een erectie kan ook zonder duidelijke reden ontstaan. Vooral in de puberteit kan het zo zijn dat een jongen het bijvoorbeeld spannend vindt om een presentatie te geven en dat hij door onder andere de adrenaline een erectie krijgt. Dit is dan een irritant foutje van het hormoonstelsel.
Bij de zaadlozing persen de bijballen zaadcellen de zaadleider in. Prostaat en zaadblaasjes voegen zaadvocht toe. Zaadcellen en zaadvocht samen noem je sperma. Het sperma gaat door de zaadleider en vervolgens door de urinebuis. De urinebuis loopt tussen de zwellichamen door. Uiteindelijk spuit het sperma uit de penis, ongeveer een theelepel per zaadlozing.
Gemiddeld genomen krijgt een jongen zijn eerste zaadlozing rond zijn 13e, maar er zijn ook jongens die pas rond hun 18e de eerste zaadlozing krijgen.