DE GROTE SPIERGROEPEN
Naast botten heb je ook spieren in je lichaam. Deze spieren zorgen ervoor dat je kan bewegen. De spieren zorgen er ook voor dat je rechtop kan staan, er wordt dan door die spieren op een bepaalde manier aan je botten getrokken waardoor je overeind blijft.
Alle spieren bij elkaar noemen we het spierstelsel. Spieren bestaan net als de dikke kabels van een brug uit allemaal dunnere kabels die bij elkaar gebonden zitten. Je hebt dus dikke spieren, zoals de kuitspier, die opgedeeld wordt in verschillende spierbundels, die elk bestaan uit meerdere spiervezels.
Spieren bestaan op celniveau uit eiwitten (namelijk actine en myosine) die in en uit elkaar kunnen schuiven. Dat in en uit elkaar schuiven van die eiwitten kunnen we voelen als we bewegen. Als jij namelijk je bovenarm aanspant en je spierbal groeit, dan komt dat door duizenden eiwitten die in elkaar schuiven en zo zorgen voor een opgezette spier.
Als je traint, zorg je ervoor dat er de actine en myosine eiwitten in je spier dikker worden. Hoe dikker de eiwitten die in elkaar en uit elkaar kunnen schuiven, hoe meer kracht je kunt zetten.
ORGAANSPIEREN
Nu dat je de wat grotere spiergroepen hebt gezien en weet hoe spieren bewegen, gaan we verder op orgaanspieren. Een heleboel van je organen gebruiken namelijk spieren voor hun functie. Je maag bijvoorbeeld die kneedt je eten om de vertering te versnellen. Ook die spieren gebruiken myosine en actine om bewegen mogelijk te maken.
Het verschil is dat bij de grote spiergroepen de eiwitten allemaal perfect opgelijnd zijn om zo veel mogelijk kracht te kunnen zetten, terwijl dat bij je organen niet zo is. Daarom voelen wij het niet zo erg als onze organen bewegen (behalve als je buikpijn hebt of moet poepen). Ons hart is ook een grote spier, die zich constant samentrekt. Dit gebeurd met zo'n kracht dat we dat zelfs door onze borstkas heen kunnen horen!
SPIEREN EN HUN BINDWEEFSEL
Zoals je al hebt gelezen bestaan onze spieren uit vezels en bundels. Die bundels worden bij elkaar gehouden door een spierschede. De spierschede is een vlies dat de spierbundels bij elkaar houdt. Dat vlies bestaat uit bindweefsel.
Bij stukken vlees of kip zie je soms een witte rand om het vlees heen zitten. Dat witte randje is dan een stukje van het bindweefsel/ de spierschede.
De spierschede loopt over de hele lenge van zo'n spier en eindigt in een dikker stuk bindweefsel dat aan het bot vastgehecht zit. Zo'n dikke verbinding van het bindweefsel aan het bot, noemen we een pees. De plaats waar een pees vast zit aan het bot noemen we de aanhechtingsplaats.
Eigenlijk zit het spierweefsel dus om de spierheen, zoals een snoepverpakking om een snoepje heen zit.
ANTAGONISTEN EN BEWEGEN
Om beweging mogelijk te maken, heb je altijd 2 spieren nodig. De ene spier noemen we de buigspier en de andere spier de strekspier. Voor een bepaalde beweging gebruik je altijd dezelfde buigspier en strekspier. Die twee horen bij elkaar. Dat noemen we ook wel een antagonistisch paar.
Om je arm te buigen gebruik je een antagonistisch paar in je bovenarm. Je bicep aan de voorkant en je tricep aan de achterkant van je bovenarm. Nou denk je misschien, huh? Maar je bicep en je tricep zitten aan de ene kant vast met een pees aan je opperarmbot en je schouder, maar aan de andere kant zitten ze vast aan je ellepijp en je spaakbeen van je onderarm.
Als jij je hand omhoog wilt bewegen, dan trekt je bicep zich samen. De myosine en actine schuiven in elkaar en de spier wordt korter. Dat zorgt ervoor dat je onderarm omhoog wordt getrokken. Maar je wilt natuurlijk niet de rest van de dag ook je hand omhoog houden. Op het moment dat je je hand weer wil laten zakken, trekt je tricep zich samen en trekt je onderarm aan de andere kant weer "recht".