Aan het eind van deze module zou je deze leerdoelen moeten beheersen.
Controleer of je alle leerdoelen begrijpt en kunt uitleggen. Vraag toelichting aan je docent over leerdoelen die nog niet helemaal duidelijk zijn.
Leerdoelen theorie:
Macro/Micro
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen macro- en microniveau.
Ik kan de 4 uitgangspunten van het molecuulmodel beschrijven.
Ik kan met behulp van het molecuulmodel de volgende begrippen op microniveau beschrijven: vaste stof, vloeistof, gas, zuivere stof, mengsel.
Zuivere stoffen
Ik kan de volgende stofeigenschappen beschrijven: kleur, geur, smelt/kookpunt, fase, dichtheid, brandbaarheid en toxiciteit.
Ik kan uitleggen waarom massa, volume en vorm geen stofeigenschap is.
Ik kan het begrip dichtheid uitleggen en beredeneren of iets wel of niet blijft drijven.
Ik kan de afkortingen voor de toestandsaanduidingen s, l, g en aq gebruiken.
Ik kan rekenen tussen de temperatuurschalen graden Celsius en Kelvin.
Mengsels
Ik ken de overeenkomsten en verschillen tussen de volgende mengsels: oplossing, suspensie en emulsie.
Ik kan uitleggen waaruit de volgende mengsels bestaan: schuim, nevel en rook.
Ik kan de volgende begrippen gebruiken: oplosbaarheid, verzadigd, onverzadigd en emulgator.
Rekenen aan mengsels
Ik kan rekenen met het massapercentage en het volumepercentage. (alleen vwo)
Ik kan rekenen met de concentratie opgeloste stof in een oplossing.
Zuivere stof of mengsel?
Ik ken het verschil tussen een homogeen en een heterogeen mengsel.
Ik kan m.b.v. een kookpuntsbepaling of smeltpuntbepaling uitleggen of een stof zuiver is of niet.
Ik kan een smeltcurve (en curves van andere faseovergangen) schetsen en op juiste wijze aflezen.
Leerdoelen vaardigheden:
Veiligheid
Ik ken de practicumregels m.b.t. veiligheid.
Ik weet waar de veiligheidsvoorzieningen zijn in het scheikunde lokaal en hoe ik moet handelen in een noodsituatie.
Ik ken de GHS symbolen voor brandbaar, schadelijk, bijtend, giftig, milieugevaarlijk en oxidatiemiddel.
De brander
Ik kan de brander veilig aansteken en uitzetten.
Ik kan de volgende onderdelen van de brander benoemen en uitleggen wat hun functie is: schoorsteen, luchtregelschijf en gasregelknop.
Ik kan de brander instellen op de gele, de kleurloze en de ruisende vlam en weet waar elke vlam voor gebruikt wordt.
Ik weet waar de ruisende vlam het heetst is.
Ik kan op een veilige manier een vloeistof verwarmen (in een reageerbuis en een bekerglas).
Waarnemingen en conclusie
Ik kan een waarneming op de juiste wijze weergeven.
Ik ken het verschil tussen een waarneming en een conclusie en kan dit ook toepassen.
Chemisch glaswerk
Ik ken het volgende glaswerk: reageerbuis, erlenmeyer, bekerglas, trechter, maatcilinder.
Ik kan van bovengenoemd glaswerk hun functie uitleggen en een doorsnee-tekeningen maken.
Een wordbestand van deze leerdoelen vind je op It's Learning.