Het plan ‘Ruimte voor de rivier’ draait om wat Rijkswaterstaat een ‘drietrapsstrategie’ noemt. Die strategie bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Vasthouden of retentie = voorkomen dat het regenwater in de rivier komt.
2. Bergen = opslag als het niet gelijk kan worden afgevoerd.
3. Afvoeren = vergroting van de afvoercapaciteit.
De eerste trap is ervoor zorgen dat het regenwater niet wegstroomt maar in de bodem infiltreert. Daar blijft het ook zitten. Gemeenten doen dat door voor dit doel speciale plekken in te richten: wadi’s (of infiltratiesystemen). Deze methode om regenwater vast te houden heeft als extra voordeel dat op die manier voorraden grondwater aangevuld en op peil gehouden worden.
Een retentiebekken is een gebied dat speciaal is ingericht om overtollig water uit de rivieren tijdelijk op te vangen. Het wordt gebruikt om bij een hoogwaterstand voldoende extra bergingscapaciteit te hebben om overlast voor andere gebieden te voorkomen.
Bekijk de video: van 1.25 min. "Als de rivier dreigt te overstromen.." tot einde.
Tussen 1995 en 2004 wees de overheid ook drie zogenaamde noodoverloopgebieden aan.
Een noodoverloopgebied is een gebied dat men gecontroleerd laat overstromen om extreem hoog water op te kunnen vangen. Twee daarvan lagen in Gelderland: de Ooijpolder (inclusief de Duffelt) en de Rijnstrangen.
De bewoners kwamen in verzet tegen het plan omdat hun huizen dan onder water zouden komen te staan en ze uit het gebied zouden moeten verhuizen.
Het plan is uiteindelijk in de ijskast gezet en de overheid heeft gezocht naar andere manieren om extreem hoog water in Rijn en Waal het hoofd te kunnen bieden.
Het alternatief werd onder meer gevonden in het graven van een nevengeul naast de Waal.
Het graven van een nevengeul geeft de rivier de ruimte om het water beter en sneller af te voeren (rivierbedverruiming).
Op de website Ruimte voor de rivieren vind je nog negen andere maatregelen om hoge waterstanden het hoofd te bieden.
Op deze afbeelding hieronder zijn ze bij elkaar gezet: