Stap 3: Hogere piekafvoeren

Elke rivier stroomt af op een andere, lagergelegen rivier, op een groot meer of een zee. Meestal is de waterafvoer geleidelijk en stroomt de rivier binnen zijn bedding. Van tijd tot tijd, bijvoorbeeld na een zware regenbui, kan het gebeuren dat de rivierbedding de waterafvoer niet meer kan verwerken en spreken we van een overstroming.
Het moment dat de rivier zijn hoogste niveau heeft bereikt en daarmee de hoogste afvoer heeft, noemen we de piekafvoer.

Het rivierengebied, bestaande uit het Nederlandse deel van de Rijntakken (Nederrijn-Lek, IJssel en Waal) en de Maas, heeft op dit moment de grootste overstromingsrisico’s van Nederland. Bij een overstroming kunnen grote aantallen slachtoffers vallen en kan grote schade optreden.

Neem Rotterdam als voorbeeld. Dwars door Rotterdam stroomt de Nieuwe Maas, waarop de Lek en de Waal afwateren. Bij een dijkbreuk komt het grootste deel van deze stad binnen twee tot zeven dagen grotendeels onder water te staan. Bij een overstroming in deze economische motor van Nederland zal de schade in de miljarden lopen.

De dijken rondom onze rivieren zijn berekend op een overstroming van eens in de 1250 jaren, maar door de klimaatverandering neemt de kans op een overstroming toe. Door de klimaatverandering valt er meer regen en krijgen de (gemengde) rivieren meer gletsjersmeltwater te verstouwen of anders gezegd: de Nederlandse rivieren krijgen hogere piekafvoeren.

Op dit moment is de Rijn, de grootste rivier van Nederland, zó ingericht dat een piekafvoer van 15.000 m3/s (kubieke meter per seconde) bij Lobith veilig naar zee kan worden afgevoerd. Door de aangekondigde maatregelen (zie Stap 5) gaat deze afvoercapaciteit met duizend kubieke meter per seconde omhoog naar 16.000 m3/s. Volgens sommige deskundigen is het verstandig om rekening te gaan houden met een piekafvoer van 18.000 m3/s of zelfs hoger.