Je kunt het verleden op meerdere manieren indelen. Door deze op chronologische volgorde te zetten, krijg je een beeld van hoe de wereldgeschiedenis eruitziet. De meest bekende tijdseenheden zijn seconde, minuut, uur, dag, week, maand, jaar, decennium, eeuw en millennium.
Een manier om de tijd in te delen, die vaak op scholen gebruikt wordt, zijn de tien tijdvakken, periodes die door belangrijke gebeurtenissen van elkaar te onderscheiden zijn (zie afbeelding). Een andere bekende manier is de indeling in historische periodes: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd. Ook is er de Canon van Nederland opgesteld. Hierin staan de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen uit de Nederlandse geschiedenis.
De tien tijdvakken
De historische periodes
Overal op de wereld zijn mensen ooit begonnen de jaartelling bij te houden. Zo leven wij nu in 2021, maar dit is volgens de christelijke jaartelling. Deze begon bij de geboorte van Jezus Christus. De islamitische jaartelling begon in het jaar 622, toen Mohammed naar Mekka reisde, volgens deze jaartelling zijn we nu in het jaar 1442. Lang voordat jaren met getallen werden aangegeven, gebruikte men andere gegevens, zoals in Egypte de koningslijsten of overstromingen van de Nijl.
De prehistorie is de tijd vòòr de geschiedenis (pre = voor, historie = geschiedenis). Het verschil tussen de periodes heeft te maken met het soort bronnen dat gebruikt wordt. Geschiedenis gaat over geschreven bronnen, prehistorie voornamelijk over voorwerpen en schilderingen. Geschreven bronnen kun je vinden in een historisch archief, waar een historicus onderzoek doet naar het verleden. Een archeoloog onderzoekt voorwerpen uit het verleden, zoals potten en sieraden, maar ook overblijfselen van boten of huizen.