Voor een geslaagde orgaantransplantatie moet er een match zijn tussen donor en ontvanger.
Er mag niet te veel verschil zijn tussen de antigenen (uitsteeksels) op het celmembraan van de donor en de ontvanger.
Het afweersysteem van de acceptor valt antigenen die niet herkend worden namelijk aan. Het donororgaan wordt dan afgestoten.
Daarom kunnen alleen eeneiige tweelingen elkaar probleemloos organen geven.
Immunosuppresiva zijn medicijnen die de afweerreactie tegen antigenen bij een transplantatie onderdrukken.
Omdat het afweersysteem onderdrukt wordt, krijgen andere ziekteverwekkers een kans.
Daarom moeten mensen na een transplantatie goed oppassen dat ze niet ziek worden!
Er is een groot tekort aan donororganen.
De overheid stimuleert mensen daarom om zich te registeren als donor. In het filmpje zie je dat iemand soms ook al tijdens zijn leven donor kan zijn.