Bacteriën en virussen kunnen het lichaam binnenkomen. Dit noem je een besmetting. In de meeste gevallen worden deze bacteriën en virussen direct aangevallen en vernietigd door ons afweersysteem.
Als er echt heel veel virussen of bacteriën het lichaam binnenkomen, kan het afweersysteem ze niet allemaal doden. Je spreekt dan van een infectie. De virussen zijn er dan in geslaagd de cellen binnen te dringen, zich te vermenigvuldigen en vervolgens de cellen te doden.
Om bacterie-infecties te bestrijden kan gebruik worden gemaakt van antibiotica.
In 1928 werd de penseelschimmel voor het eerst gebruikt om bacterieziekten bij mensen te genezen. De penseelschimmel maakt het antibioticum penicilline. Tegenwoordig worden er allerlei typen antibiotica ingezet bij infecties.
Ook in de veeteelt worden verschillende antibiotica gebruikt. Bij het eten van vlees komen deze antibiotica ook in mensen terecht. Wat precies de gevolgen zijn, is nog niet helemaal duidelijk.
Wel weten we dat de kans bestaat dat bacteriën ongevoelig worden voor antibiotica. Je noemt dit een resistente bacterie. Iemand met resistente bacteriën kan niet meer met de antibiotica tegen die bacterie behandeld worden.