Gemeenten, provincies en waterschappen moeten ieder een regeling maken voor hun hele grondgebied. Voor de gemeente heet dat het gemeentelijk omgevingsplan. Daarnaast zijn er de provinciale omgevingsverordening en de waterschapsverordening.
Het omgevingsplan bevat regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook moet de gemeente voor het hele grondgebied functies aan locaties toekennen. Bijvoorbeeld wat er op een locatie mogelijk is aan gebruik, waarvoor een bepaalde locatie is bedoeld of wát een locatie is (zoals een monument of waterkering).
Het omgevingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen en de gemeentelijke verordeningen die over de fysieke leefomgeving gaan.Bestande bestemmingsplannen blijven gelden totdat ze zijn aangepast. Er is een overgangstermijn om alle bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen in een omgevingsplan te integreren tot 1 januari 2029.
Het omgevingsplan gaat over alle aspecten van de fysieke leefomgeving. Het is dus hét lokale instrument om bijvoorbeeld uitvoering te geven aan het archeologiebeleid. En voor het aanwijzen en beschermen van monumenten. Bestaande gemeentelijke monumenten worden door de gemeente overgezet naar het omgevingsplan. Er kunnen met het omgevingsplan ook nieuwe monumenten worden toegevoegd.