Je hebt gelezen dat er op iedere laag van een voedselpiramide steeds minder organismen zijn. Dit komt doordat een organisme maar een deel van zijn eten uit de laag onder zich gebruikt om te groeien.
In de afbeelding is goed te zien wat er met de rest van het eten gebeurd.
De planteneters kunnen een deel van de planten niet gebruiken. Dit deel poepen ze dan ook uit. In de afbeelding is dit het bruine deel (onverteerbaar).
De voedingsstoffen die ze wel kunnen gebruiken, wordt voor een deel gebruikt om in leven te blijven. Je gebruikt namelijk de voedingsstoffen uit je eten om te kunnen bewegen, na te denken en om warm te blijven. Dit is in de afbeelding het oranje deel (verbranding).
Alleen de voedingsstoffen die wel gebruikt worden om te groeien, worden doorgegeven aan de volgende laag in de voedselketen. Dit is het groene deel.