(veranderen veel van klank)
Vb. Zoeken: ik zoek -> ik zocht
Doen: ik doe -> ik deed
Gaan: wij gaan -> wij gingen
Dit zijn dus werkwoorden die echt veranderen wanneer je ze in de verleden tijd zet. Maar hoe weet je nou welke werkwoorden dan sterk zijn? Vaak doe je dit al automatisch. Je moet dit gewoon weten. Dit leer je door vaak Nederlands te praten met elkaar, veel te lezen en naar tv te kijken (wel Nederlands gesproken natuurlijk).
Meester Elmer geeft hier ook een duidelijke uitleg over:
De lessen van meester Elmer: sterke en zwakke werkwoorden https://youtu.be/_ROp9cWsbfo
Korte lijst met een aantal sterke werkwoorden:
binden
breken
brengen
buigen
eten
gaan
hebben
hangen
jagen
kopen
laten
lopen
rijden
sluiten
verbieden
winnen
worden
zijn
zingen