2H06.3 Uitwerkingen ....................................................................................................
1 |
30% = 0,30
30% van 250 = 0,30 × 250 = 75
Dus 30% van € 250,- is € 75,-
€ 27 van de €60 is = 0,45 = 0,45%
Je geeft dus 35% van je verdiensten uit aan snoepgoed.
2 |
Fiets is 60%
60% : 100 = 0,6
0,6 × 900 = 540
540 leerlingen komen met de fiets naar school
Lopend = 8%
8% : 100 = 0,08
0,08 × 900 = 72
72 leerlingen komen lopend naar school
3 |
0,40 = 40%
40% van zijn geld geeft George uit aan computerspelletjes.
= 0,10 = 10%
10% van zijn geld spaart George.
4 |
20% = = 20 : 100 = 0,20;
0,20 × 1800 = 360
Dus 360 thrillers verkoopt de boekhandelaar per week
55% = = 55 : 100 = 0,55
0,55 × 1800 = 990
Dus 990 romans verkoopt de boekhandelaar per week
= 0,333... ≈ 33,3%
Dus 33,3% van de leerlingen had een onvoldoende
5 |
Uitgave | % | kommagetal | berekening | bedrag |
Wonen | 25% | 0,25 | 0,25 × 36.000 | € 9.000,- |
Kleding | 22% | 0,22 | 0,22 × 36.000 | € 7.920,- |
Voeding | 28% | 0,28 | 0,28 × 36.000 | € 10.080,- |
Auto | 5% | 0,05 | 0,05 × 36.000 | € 1.800,- |
Overigen | 20% | 0,20 | 0,20 × 36.000 | € 7.200,- |
Totaal | 100% | 1,00 | 1,00 × 36.000 | € 36.000,- |
6 |
54% = 54 : 100 = 0,54
0,54 × 130 = 70,2
De chocoladereep bevat 70,2 gram cacao.
7 |
8 |
9 |