De eenheid

Nu je weet wat een grootheid is kunnen we een stapje verder gaan. Een grootheid alleen zegt namelijk niet zoveel. Kijk maar naar dit voorbeeld: de afstand (grootheid) naar school is 150. Als je dit tegen iemand zegt dan vraagt die persoon zich af wat je bedoelt. 150 meter? 150 kilometer? Om duidelijk te maken wat je bedoelt gebruik je ook altijd een eenheid.

Een eenheid zegt iets over wat je precies gemeten hebt. Je maakt duidelijk wat je bedoelt. Hier een aantal voorbeelden.

Grootheid: Eenheid:
Tijd seconden (s), milliseconden (ms), minuten (min.), uren (h), dagen, jaren, eeuwen.
Afstand millimeter (mm), centimeter (cm), decimeter (dm), meter (m), decameter (dam), hectometer (hm), kilometer (km).
Volume milli-liter (mL), centi-liter (cL), deci-liter (dL), liter (L), deca-liter (daL), hecto-liter (hL), kilo-liter (kL).
Inhoud/volume kubiekemillimeter (mm3), kubiekecentimeter (cm3), dm3, m3, dam3, hm3, km3.
Massa milligram (mg), centiegram (cg), dg, g, dag, hg, kg
Temperatuur Graden Celsius (oC), Fahrenheid (oF) of Kelvin (K)

 

Iemand begrijpt een gemeten waarneming pas goed als je het volgende doet:

Grootheid = getal + eenheid. Dus: de afstand naar school is 150 meter! (Of korter: Afstand = 150 m)