Dhr. Ossenkamp is 61 jaar. Hij is gehuwd. Zijn vrouw is 3 jaar jonger en het stel heeft 3 uitwonende kinderen in de leeftijd van 32, 34 en 37 jaar. Het oudste kind heeft zelf 3 kinderen. Het echtpaar was dit jaar 40 jaar getrouwd. In verband met de hieronder beschreven omstandigheden is dit niet gevierd.
Het gezin omschrijft zichzelf als warm. Opvoeding en omgangsvormen waren open, maar wel streng vanuit normen die men vond horen bij het dorp en de PKN kerk. Het gezin was altijd actief in dorpsverenigingen en kerk. Hun huwelijk was stabiel en beiden gingen volledig voor elkaar. Dit hoorde ook bij hun normen en waarden. “Je belooft niet voor niets trouw aan elkaar”. Ook qua intimiteit pasten ze goed bij elkaar en beiden genoten van intimiteit en seks.
Dhr. Ossenkamp heeft een ernstige progressieve vorm van preseniele dementie. Rond zijn 55e kreeg hij geheugenstoornissen en begon hij vreemd en onverwacht geïrriteerd gedrag te vertonen. De prognose lijkt slecht en de verwachting is dat dhr. nu nog een levensverwachting heeft van maximaal drie jaar.
Sinds een half jaar is dhr. opgenomen in een verpleeghuis. Hij herkent zijn vrouw en kinderen nog wel, maar bij bezoek is er geen echt warm contact en je ziet vooral angst bij dhr. over alle onzekerheid om hem heen. Een keer per maand gaat hij een zondag naar huis. Meer dan dat is niet haalbaar in verband met de stress die dit oplevert bij hem.
Al 5 jaar lang heeft het echtpaar niet meer een huwelijkse relatie zoals ze die eerder hadden. Mw. had vooral een zorgrelatie. Voor zijn opname was zij vier jaar lang zijn begeleider in alles wat moest gebeuren. Zij heeft mede door de agressieve buien die dhr. kon hebben en door de onmacht die zij ervoer bij de aftakeling van haar man een dysthyme stoornis ontwikkeld. “Ik kan niet meer” zegt ze vaak tegen haar kinderen. Kinderen zien ook dat hun vlotte moeder is veranderd in een sombere, passieve vrouw. De kinderen hebben een goed contact met hun moeder.
Bij een gespreksgroep vanuit de patiëntenvereniging voor jong dementerenden heeft mw. een jaar geleden een man ontmoet waar ze goed haar verhaal bij kwijt kan. Deze man is sinds kort weduwnaar van een vrouw die op haar 58e aan een vorm van preseniele dementie is overleden. Sinds haar man in het verpleeghuis is opgenomen merkt mw. Ossenkamp dat ze meer is gaan voelen voor deze man. Dit geldt ook voor hem. Ze komen wekelijks bij elkaar op bezoek en kunnen alles aan elkaar kwijt. Mw. merkt dat ze eigenlijk meer voelt dan alleen vriendschap en dat geldt ook voor deze man. Ze willen niet samenwonen, maar eigenlijk zou mw. Ossenkamp wel eens bij hem blijven slapen. “ik ga echt niet met hem naar bed hoor, dat kan ik niet maken tegenover papa” heeft ze haar kinderen gezegd.
Twee kinderen zijn erg boos en vinden dat hun moeder hun vader verraadt. Bovendien vinden ze het niet passen bij de normen en waarden die vader en moeder beiden uitdroegen. Ze gunnen moeder de vriendschap, maar vinden echt dat moeder moet stoppen met bezoek aan zijn huis. Eén kind ziet dat zijn moeder opknapt en dat ze niet meer zo somber is en weer kan lachen en spelen met haar kleinkinderen.
Moeder voelt zich schuldig: Zij vraagt jouw hulp als ethisch expert: “wat moet ik doen, help me om een goede keuze te maken” “ik hield van mijn man en ik houd van mijn man zoals hij was in mijn herinnering, maar de man die ik bezoek is niet de man die hij was, hij heeft niet meer de ziel die hij had” “ik blijf hem bezoeken en voor hem zorgen, maar ik wil zo graag ook de extra steun van mijn vriend en dan meer dan alleen als kennis”