In deze historische context staan de volgende vragen centraal:
Vraag 1:
Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050–1302)?
Vraag 2:
Welke invloed hadden sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen op de positie van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302-1602)?
Vraag 3:
In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de Gouden Eeuw (1602-1700)?