Samenvatting

Wat kun je doen met groen?

In de economie hanteren we 4 sectoren:
- Primaire sector: landbouw, visserij en bosbouw
- Secundaire sector: industrie, bouwnijverheid, delfstoffenwinning en energiebedrijven
- Tertiaire sector: commerciële dienstverlenende ondernemingen
- Quartaire sector: dienstverlenende instellingen die geen winst hoeven te halen.

Voor de meeste banen heb je een opleiding nodig. Dit noemen we geschoold werk. Banen waar geen opleiding voor nodig is noemen we ongeschoold werk.

Er zijn verschillende functies: leidinggevende functies en uitvoerende functies. Mensen die een uitvoerende functie hebben, moeten de opdrachten van hun leidinggevende uitvoeren. Leidinggevend werk betaalt vaak beter dan uitvoerend werk.

Als een bedrijf veel gebruik maakt van machines bij het produceren noemen we dit kapitaalintensief. Als een bedrijf veel gebruik maakt van menselijk werk, en dus veel arbeiders gebruikt bij de productie, noemen we dit arbeidsintensief.

Soms veranderen producten dit heet innovatie (vernieuwing). De fabrikant maakt dan of een geheel nieuw product of het bestaande product wordt beter. Als de producent het product op een andere manier gaat maken heet dat ook innovatie.

Productie levert niet alleen winst op voor de producent. Waar er productie is, zijn er ook banen. Het levert dus werk op. Dit zorgt weer voor welvaart. De voordelen van productie voor de samenleving noemen we maatschappelijke opbrengsten.

Niet altijd is duidelijk wie voor vervuiling door productie zorgt. De maatschappij betaalt dan (via belastingen) de kosten voor het opruimen van het afval of het verbeteren van het milieu. Als de maatschappij deze kosten moet betalen noemen we dat maatschappelijke kosten. Iedereen betaalt dan de kosten van vervuiling.

Hoe kom je aan die broek?

Produceren is het maken van goederen en diensten. Een product begint altijd als grondstof en wordt verwerkt tot eindproduct. Tijdens de productie wordt het product bewerkt, dit noemen we de productieweg tot het product klaar is.

Meestal werken verschillende bedrijven aan een product. In een bedrijfskolom kun je alle bedrijven zien die aan een product werken tijdens de productieweg. De eerste stap is altijd een bedrijf uit de primaire sector, de laatste stap is altijd de winkel die het product aan de consument verkoopt.

Ieder bedrijf uit de bedrijfskolom voegt waarde toe. Het product wordt zo meer waard en zal daardoor in prijs stijgen. Niet alles wordt er in een bedrijf of fabriek gemaakt. Ook worden onderdelen ingekocht van andere bedrijven. Dit noemen we inkoop van toeleveringsbedrijven. Bedrijven kopen ook vaak diensten in van andere bedrijven. Bijvoorbeeld transport of het laten doen van de boekhouding. Dit noemen we diensten van derden.

In een organisatieschema of organogram kun je zien hoe de taken in een bedrijf verdeeld zijn.

Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten een persoon in een bepaalde periode kan maken. Als mensen meer producten gaan maken in dezelfde periode, dan neemt de arbeidsproductiviteit toe. Hierdoor worden de loonkosten per product lager. Het bedrijf kan dan de producten voor een lagere prijs verkopen en dus meer producten verkopen! Dit zorgt voor een hogere winst en ook voor meer werk!

Bedrijven kunnen de arbeidsproductiviteit op verschillende manieren verbeteren:
- Door automatisering en mechanisatie kan de arbeidsproductiviteit toenemen. Bij mechanisatie wordt menselijke spierkracht vervangen door machines. Bij automatisering wordt menselijk denkwerk vervangen door machines.
- Bedrijven kunnen aan arbeidsverdeling gaan doen. Werknemers gaan zich dan specialiseren in een bepaalde activiteit.
- Door scholing kunnen de medewerkers van een bedrijf ook een hogere arbeidsproductiviteit krijgen.

Als bedrijven met elkaar concurreren wil dat zeggen dat ze strijden om de klanten. Dit kan door lagere prijzen, betere service of een beter product.

Een bedrijfstak is een groep bedrijven die allemaal ongeveer hetzelfde product maken of in dezelfde sector actief zijn.

Werk aan de winkel?

Iedereen die werkt heeft recht op het wettelijk minimumloon. Dit is het loon dat je minimaal moet ontvangen. Voor mensen die jonger zijn dan 23 jaar geldt het minimumjeugdloon. Als je ouder wordt gaat je loon omhoog.

Bedrijven die allemaal hetzelfde product of dienst leveren (bedrijfstak) maken vaak afspraken voor de gehele bedrijfstak. Deze afspraken staan in een CAO (=Collectieve Arbeidsovereenkomst). Een CAO is een afspraak tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden. De werkgevers worden vertegenwoordigd door de werkgevers organisaties en de werknemers door de vakbonden. Alle bedrijven uit een bedrijfstak moeten zich aan de geldende CAO houden. Niet in iedere bedrijfstak is er een CAO.

De werkgever moet zich houden aan de arbeidstijdenwet. Hierin staat hoe lang iemand mag werken en welk werk iemand van een bepaalde leeftijd mag doen

De overheid heeft nog meer wetten gemaakt om de werknemer te beschermen. De arbeidsomstandighedenwet (=arbowet) beschrijft alles wat te maken heeft met de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werknemer. De arbeidsinspectie let er op dat werknemers en werkgevers zich aan de wetten houden.

In een arbeidsovereenkomst staan de afspraken tussen werkgever en werknemer. De werknemer levert arbeid en de werkgever betaalt hiervoor loon.

Een opzegtermijn is een periode waarin je nog moet werken nadat je je arbeidsovereenkomst hebt opgezegd of nadat je baas je wil ontslaan. De lengte van de opzegtermijn is een tot drie maanden.

De proeftijd is de periode waarin de werkgever en de werknemer de arbeidsovereenkomst kunnen opzeggen zonder dat hier een ontslagvergunning voor nodig is. In de proeftijd geldt er geen opzegtermijn. De proeftijd is bedoeld om de werkgever en de werknemer aan elkaar te laten wennen. De werkgever kan kijken of de werknemer bevalt en de werknemer kan kijken of het werk leuk is en goed bevalt. De proeftijd mag maximaal twee maanden duren.

Als je in vast dienst bent, hebt je een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er staat dan geen einddatum in je arbeidsovereenkomst. Als je in tijdelijke dienst bent, stopt de arbeidsovereenkomst op de afgesproken datum.

Hoe werk je?

Niet alleen bedrijven maken goederen en diensten, de overheid doet dit ook. De overheid levert vooral diensten. Voorbeelden hiervan zijn: onderwijs en zorg voor ouderen. Deze voorzieningen worden vooral via de belastingen betaald. De overheid streeft niet naar winst.

Wanneer je betaald werk doet, werk je in de formele sector. Je hebt dan een arbeidsovereenkomst en je staat geregistreerd bij de belastingdienst. Wanneer je huishoudelijk werk doet of vrijwilligerswerk, dan ben je werkzaam in de informele sector. Ook zwart werken (je doet betaald werk, maar betaalt geen belasting en premies) hoort bij de informele sector.

Het brutoloon is het loon zonder dat hier de loonbelasting en premies vanaf zijn gehaald. Het nettoloon is het loon nadat de belasting en de premies er vanaf gehaald zijn. Het nettoloon is het loon dat je ook ontvangt.

Als een bedrijf een vacature heeft, is het bedrijf op zoek naar een medewerker. Er zijn verschillende redenen waarom een bedrijf een vacature kan hebben: er gaat iemand weg, het bedrijf groeit of er is iemand ontslagen.

Soms werken mensen op oproepbasis wil zeggen dat je werkt als je baas je nodig hebt. Bijvoorbeeld bij drukte of bij een evenement.

Als je op oproepbasis of via een tijdelijk contract werkt, werk je flexibel.

Wat wordt de prijs?

Bedrijven verdienen geld door inkoop, bewerking en daarna verkoop. De inkoopwaarde is de door het bedrijf betaalde prijs voor de ingekochte producten en grondstoffen.

De verkoopwaarde is de prijs die het bedrijf ontvangt als ze producten ontvangen.

Brutowinst = verkoopwaarde - inkoopwaarde

Verkoopprijs = inkoopwaarde + brutowinstmarge


De brutowinstmarge is het bedrag wat je bij de inkoopwaarde of inkoopprijs optelt om de verkoopprijs te bepalen. Een deel daarvan wordt gebruikt om de bedrijfskosten te betalen en de rest is winst.

Bedrijven hebben naast het inkopen ook kosten. Dit noemen we bedrijfskosten. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten voor de lonen van de arbeiders, de kosten voor de machines en energiekosten.

Als jij een product in de winkel koopt, moet je BTW betalen. BTW staat voor belasting toegevoegde waarde. Soms noemt men die ook wel omzetbelasting. De BTW die jij betaalt moet het bedrijf weer aan de overheid afdragen.

In Nederland zijn twee BTW-tarieven. 21% voor de meeste (luxe) producten en 6% op dagelijkse levensmiddelen en noodzakelijke diensten. De consumentenprijs is de verkoopprijs inclusief BTW. Dit is dus de prijs die de klant betaalt.

Een markt is het geheel van vraag en aanbod. Mensen die producten willen kopen, bepalen de vraag en bedrijven die de producten maken bepalen het aanbod. Vraag en aanbod hebben ook invloed op de prijs. Als de vraag daalt zal de prijs ook dalen, stijgt de vraag dan zal de prijs stijgen. Bij aanbod is het andersom: stijgt het aanbod dan zal de prijs dalen. Als het aanbod daalt zal de prijs juist hoger worden

Maak je winst?

Het aantal producten dat een bedrijf verkoopt, noemen we de afzet.

De omzet (= verkoopwaarde) kun je berekenen door de afzet maal de verkoopprijs te doen.

Omzet (verkoopwaarde) = afzet x prijs

Bedrijven hebben naast het inkopen ook kosten. Dit noemen we bedrijfskosten. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten voor de lonen van de arbeiders, de kosten voor de machines en energiekosten.

De verkoopwaarde is de prijs die het bedrijf ontvangt als ze producten ontvangen.

Brutowinst = verkoopwaarde - inkoopwaarde

De nettowinst van een bedrijf kun je bereken door van de brutowinst de bedrijfskosten af te halen.

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Nettoresultaat = brutowinst - bedrijfskosten

Natuurlijk moet een bedrijf geld verdienen en zal de verkoopwaarde groter moeten zijn dan de inkoopwaarde!

Als producten duurder worden, zullen mensen deze minder kopen: de vraag daalt!
Als producten goedkoper worden, zullen mensen deze meer kopen: de vraag stijgt!

Omdat bedrijven werken met machines, etalages en bijvoorbeeld kassa's moeten ze om de zoveel tijd ook investeringen doen in nieuwe exemplaren. Dit komt door slijtage. Afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen. Afschrijving hoort ook bij de bedrijfskosten. Bedrijven moeten jaarlijks reserveren om de nieuwe kapitaalgoederen te kunnen kopen. Soms kunnen ze bijvoorbeeld de machines nog verkopen, dit noemen we de restwaarde

Geen werk?

Werkloos zijn is vervelend, je hebt minder inkomen. Bovendien mis je contact met je collega's en je voelt je misschien minder nuttig.

Als je werk zoekt kan het UWV werkbedrijf je hierbij helpen. Lukt het vinden van werk niet, dan kun je aanspraak maken op een uitkering. Je bent wel verplicht te blijven zoeken naar werk.

De geregistreerde werkloosheid bestaat uit de mensen die tussen de 15 en 65 jaar oud zijn en die als werkzoekende staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf en ze moeten ook actief op zoek naar een baan zijn.

Er bestaat ook verborgen werkloosheid. Dit zijn de mensen die wel op zoek naar werk zijn, maar niet ingeschreven staan bij het UWV werkbedrijf.

Op de arbeidsmarkt is het totaal van de vraag naar arbeid en het totaal van het aanbod van arbeid te vinden. Mensen die werk zoeken noemen we het aanbod van arbeid. Bedrijven of de overheid die mensen zoeken noemen we de vraag naar arbeid.

Werkgelegenheid is het aantal arbeidsplaatsen dat er beschikbaar is bij bedrijven en bij de overheid. De werkgelegenheid is de vraag naar werk, of de vraag naar arbeid. De werkgelegenheid kan toenemen en afnemen.

Het aanbod van arbeid bestaat uit de mensen die werken en de mensen die een baan zoeken. Zij bieden hun arbeidskracht aan. Dit noemen we ook wel de beroepsbevolking.

De beroepsbevolking bestaat uit de mensen tussen de 15 en 65 jaar die minimaal 12 uur per week werken en de groep mensen die minimaal 12 uur per week willen werken en daarom ook staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf.

Er is werkloosheid als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid.

Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid is er een tekort aan arbeiders. Als veel bedrijven mensen zoeken zal de werkloosheid dalen.

Wat voor werkloosheid?

De werkloosheid stijgt als het slecht gaat met de economie. Dit komt omdat de vraag naar goederen en diensten dan daalt. Mensen kopen dan minder. Hierdoor hoeven de bedrijven ook minder te maken en is er minder werk. Er zullen dan mensen ontslagen worden. Dit noemen we conjuncturele werkloosheid. Als het beter gaat met de economie neemt de conjuncturele werkloosheid af.

Bedrijven willen altijd zo goedkoop mogelijk produceren. Ze kunnen dit doen door mensen te vervangen door machines of bijvoorbeeld door de fabriek naar een ander land te verplaatsen. Hierdoor ontstaat er ook werkloosheid. Dit noemen we structurele werkloosheid. De banen die hierdoor verloren gaan komen niet meer terug! Ook als er wel banen zijn, maar je daar niet de juiste opleiding voor hebt, dan ben je ook structureel werkloos.

Als je ontslagen wordt dan kost het wat tijd om een nieuwe baan te vinden, dit noemen we frictiewerkloosheid. Eigenlijk is dat de tijd tussen twee banen is.

Mensen die werkloos zijn doordat ze hun werk maar een deel van het jaar kunnen doen horen bij de seizoenswerkloosheid.

Als er in de ene streek meer werkloosheid is dan in de andere, dan spreekt men van regionale werkloosheid.

Mensen die werkloos zijn ontvangen vaak een uitkering. De uitkering wordt door de werkenden via de premies betaald. Als er veel werklozen zijn moeten er meer premies betaald worden. De werkenden houden dan minder salaris over.

Ook de overheid kan werkloosheid proberen tegen te gaan:
- bedrijven minder belasting laten betalen (lagere kosten, meer ruimte om mensen aan te nemen)
- loonbelasting voor werknemers verlagen (netto meer over, dus mensen willen werken)
- bijscholing of omscholing voor werklozen organiseren (juiste opleiding = eerder werk)
- minimumloon verlagen (bedrijven kunnen goedkoper mensen aannemen)

Jongeren, ouderen en allochtonen lopen vaak het risico om eerder ontslagen te worden. Voor hun is het bovendien vaak lastiger om een baan te vinden.

 

Wie produceert dat?

Produceren is het maken van goederen en diensten. Een product begint altijd als grondstof en wordt verwerkt tot eindproduct. Tijdens de productie wordt het product bewerkt, dit noemen we de productieweg tot het product klaar is.

Productie in enge zin: De productie in de formele sectoren, oftewel de productie door bedrijven en de overheid. Wanneer je betaald werk doet, werk je in de formele sector. Je hebt dan een arbeidsovereenkomst en je staat geregistreerd bij de belastingdienst.

Wanneer je huishoudelijk werk doet of vrijwilligerswerk, dan ben je werkzaam in de informele sector. Ook zwart werken (je doet betaald werk, maar betaalt geen belasting en premies) hoort bij de informele sector. Productie in ruime zin zijn alle activiteiten om in behoeften te voorzien. Zowel uit de formele als informele sector.

Om te kunnen produceren heb je productiemiddelen nodig. Dit zijn bijvoorbeeld machines, computers, auto's arbeiders.

Productiefactoren zijn middelen die noodzakelijk zijn om te kunnen produceren. Er zijn vier productiefactoren:

- Natuur: alles wat uit de natuur komt
- Arbeid: de menselijk inspanning van mensen tijdens het produceren
- Kapitaal: gebouwen, machines en gereedschap die je nodig hebt tijdens het produceren.
- Ondernemerschap: een ondernemer combineert de bovengenoemde productiefactoren.

Mensen die goederen en diensten kopen doen dat om in hun behoeften te voorzien. De mensen leveren ook productiefactoren: mensen werken in een bedrijf of hebben zelf een bedrijf. Ze sparen geld voor de rente. De bank leent dit geld weer uit aan bedrijven zodat bedrijven investeringen kunnen doen.

Bij de vier productiefactoren horen ook vier beloningen:

- Natuur: pacht
- Arbeid: loon
- Kapitaal: rente
- Ondernemerschap: winst

Bij mechanisatie wordt menselijke spierkracht vervangen door machines. Bij automatisering wordt menselijk denkwerk vervangen door machines.

Als bedrijven nieuwe of betere machines kopen, noemen we dat investeren. Hierdoor kunnen bedrijven vaak goedkoper, meer en beter produceren.

Door mechanisering en automatisering kunnen werknemers in een bedrijf veel meer per persoon produceren dan vroeger. De arbeidsproductiviteit is toegenomen. Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten een persoon in een bepaalde periode kan maken.

Als een bedrijf veel gebruik maakt van machines bij het produceren noemen we dit kapitaalintensief. Als een bedrijf veel gebruik maakt van menselijk werk, en dus veel arbeiders gebruikt bij de productie, noemen we dit arbeidsintensief.

Meestal werken verschillende bedrijven aan een product. In een bedrijfskolom kun je alle bedrijven zien die aan een product werken tijdens de productieweg. De producent die de grondstof uit de natuur haalt, noemen we doe oerproducent. Als laatste staat de winkel waarin het product wordt verkocht.

Niet alle bedrijven maken goederen, zo zijn er ook bedrijven die diensten leveren. Dit noemen we een dienstverlenend bedrijf. Bijvoorbeeld een transportbedrijf of een schoonmaakbedrijf.

Er zijn drie soorten bedrijven. Industriële bedrijven maken goederen. Dienstverlenende bedrijven leveren diensten en agrarische bedrijven produceren vanuit de natuur.

Ieder bedrijf uit de bedrijfskolom voegt waarde toe. Het product wordt zo meer waard en zal daardoor in prijs stijgen. Dit noemen we de toegevoegde waarde. De hoogte van de waarde toevoeging hangt af van de hoeveelheid arbeid en de gebruikte machines.

Een bedrijfskolom kan langer worden, dan komt er een schakel bij. Als de bedrijfskolom korter wordt, gaan er schakels weg.

Wat kost het milieu?

Door te consumeren wordt het milieu belast. Milieuschade zijn alle negatieve gevolgen van consumptie voor het milieu. Er is steeds meer consumptie. Dit komt door: meer inwoners, hogere inkomens en mensen willen steeds vaker nieuwe dingen kopen.

Verschillende vormen van milieuschade: vervuiling, opraken van energiebronnen, verbruik van grondstof en veel afval.

Niet altijd is duidelijk wie voor de vervuiling zorgt. De maatschappij betaalt dan (via belastingen) de kosten voor het opruimen van het afval of het verbeteren van het milieu. Als de maatschappij deze kosten moet betalen noemen we dat maatschappelijke kosten. Iedereen betaalt dan de kosten van vervuiling.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen: Als bedrijven rekening houden met mens en milieu tijdens hun productie.

Bij hergebruik worden er van afvalstoffen nieuwe producten gemaakt. Hierdoor kun je grondstoffen sparen. Ook is dit goed voor het milieu. Papier, glas, plastic en vele andere soorten afval kunnen opnieuw gebruikt worden.

Steeds meer bedrijven produceren duurzaam. Dat wil zeggen dat ze goederen en diensten maken die nu en in de toekomst geen schade opleveren voor de mens en de natuur.

Bij duurzame productie proberen bedrijven: zo min mogelijk afval te maken, veel hergebruiken, groene energie gebruiken en geen vervuiling te maken. Als bedrijven duurzaam produceren hebben ze vaak minder verspilling en minder afval. Dit is voor een bedrijf ook gunstig want ze hebben dan minder bedrijfskosten.

De overheid probeert op verschillende manier milieuschade te voorkomen:
- subsidies voor milieuvriendelijke activiteiten
- milieubelasting (ecotaks) heffen op milieuonvriendelijke producten
- regels en wetten instellen
- voorzieningen treffen die hergebruik makkelijker maken
- voorlichting geven
- convenanten sluiten. Een convenant is een afspraak tussen een bedrijf en de overheid.

Als een gebruiker voor afval of vervuiling betaalt geldt: de vervuiler betaalt. Dit wil zeggen dat degene die verantwoordelijk is voor afval of vervuiling er voor moet zorgen (betalen) dat dit opgelost wordt. Zo betaal je vaak verwijderingsbijdrage of energiebelasting.

Waar werk jij?

In de economie hanteren we 4 sectoren:
- Primaire sector: landbouw, visserij en bosbouw
- Secundaire sector: industrie, bouwnijverheid, delfstoffenwinning en energiebedrijven
- Tertiaire sector: commerciële dienstverlenende ondernemingen
- Quartaire sector: dienstverlenende instellingen die geen winst hoeven te halen.

De tertiaire sector en de quartaire sector zijn de dienstverlenende sectoren. De primaire sector en de secundaire sector zijn de sectoren die productie maken.

Als een bedrijf een vacature heeft, is het bedrijf op zoek naar een medewerker. Er zijn verschillende redenen waarom een bedrijf een vacature kan hebben: er gaat iemand weg, het bedrijf groeit of er is iemand ontslagen.

Soms werken mensen op oproepbasis wil zeggen dat je werkt als je baas je nodig hebt. Bijvoorbeeld bij drukte of bij een evenement. Als je op oproepbasis of via een tijdelijk contract werkt, werk je flexibel. Via flexibel werken kun je goed ervaring opdoen.

Bedrijven die allemaal hetzelfde product of dienst leveren (bedrijfstak of branche) maken vaak afspraken voor de gehele bedrijfstak. Deze afspraken staan in een CAO (=Collectieve Arbeidsovereenkomst). Een CAO is een afspraak tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden.

In een organisatieschema of organigram kun je zien hoe de taken in een bedrijf verdeeld zijn.

De werkgever moet zich houden aan de arbeidstijdenwet. Hierin staat hoe lang iemand mag werken en welk werk iemand van een bepaalde leeftijd mag doen. De overheid heeft nog meer wetten gemaakt om de werknemer te beschermen. De arbeidsomstandighedenwet (=arbowet) beschrijft alles wat te maken heeft met de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werknemer. De arbeidsinspectie let er op dat werknemers en werkgevers zich aan de wetten houden.

Is alles goed geregeld?

In een arbeidsovereenkomst staan de afspraken tussen werkgever en werknemer. De werknemer levert arbeid en de werkgever betaalt hiervoor loon.

Als je in vast dienst bent, hebt je een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er staat dan geen einddatum in je arbeidsovereenkomst. Als je in tijdelijke dienst bent, stopt de arbeidsovereenkomst op de afgesproken datum. Dit noemen we bepaalde tijd.

Een opzegtermijn is een periode waarin je nog moet werken nadat je je arbeidsovereenkomst hebt opgezegd of nadat je baas je wil ontslaan. De lengte van de opzegtermijn is een tot drie maanden.

De proeftijd is de periode waarin de werkgever en de werknemer de arbeidsovereenkomst kunnen opzeggen zonder dat hier een ontslagvergunning voor nodig is. In de proeftijd geldt er geen opzegtermijn. De proeftijd is bedoeld om de werkgever en de werknemer aan elkaar te laten wennen. De werkgever kan kijken of de werknemer bevalt en de werknemer kan kijken of het werk leuk is en goed bevalt. De proeftijd mag maximaal twee maanden duren.

Werknemers mogen niet zomaar ontslagen worden door een bedrijf. De werkgever moet hier een goede reden voor hebben. Enkele voorwaarden:
- ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf
- de rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst
- ontslag op staande voet
- ontslaan tijdens de proeftijd
- met wederzijds goedvinden (in overleg)

Bij ontslag moeten werknemer en werkgever wel rekening houden met een opzegtermijn.

Iedereen die werkt sluit een individuele arbeidsovereenkomst met zijn werkgever af.
In een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) zijn afspraken vastgelegd tussen
vakbonden en werkgeversbonden.

Bedrijven die allemaal hetzelfde product of dienst leveren (bedrijfstak) maken vaak afspraken voor de gehele bedrijfstak. Deze afspraken staan in een CAO (=Collectieve Arbeidsovereenkomst). Een CAO is een afspraak tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden. De werkgevers worden vertegenwoordigd door de werkgevers organisaties en de werknemers door de vakbonden. Alle bedrijven uit een bedrijfstak moeten zich aan de geldende CAO houden. Niet in iedere bedrijfstak is er een CAO.

Als de vakbond en de bedrijven een CAO hebben afgesproken kan de minister van Sociale zaken deze algemeen verbindend verklaren. De afspraken in de CAO zijn dan verplicht voor alle bedrijven en werknemers uit de betreffende bedrijfstak.

Er gelden ook algemene regels en wetten voor werkgevers en werknemers. Als werknemer moet je je werk natuurlijk goed doen. Je hebt ook recht op een aantal vakantiedagen. De werkgever heeft de plicht om loon of salaris te betalen aan de werknemer. Je moet als werknemer natuurlijk wel op de afgesproken tijden werken. Arbeidsvoorwaarden zijn alle rechten en plichten van de werknemer.

Primaire arbeidsvoorwaarden zijn afspraken over werktijden en loon. Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn alle arbeidsvoorwaarden die niet primair zijn. Bijvoorbeeld: studiemogelijkheden, auto van de zaak, verlof en onkostenvergoedingen.

De reden waarom iemand werkt heet het arbeidsmotief. Mensen hebben verschillende redenen om te werken. Naast geld verdienen kun je jezelf willen ontwikkelen of wil je ervaring opdoen. Ook willen sommige mensen zich nuttig maken voor de samenleving.

Hoeveel kost het?

Het aantal producten dat een bedrijf verkoopt, noemen we de afzet.

De omzet (= verkoopwaarde) kun je berekenen door de afzet maal de verkoopprijs te doen. Andere benamingen voor omzet zijn: verkoopwaarde of opbrengst.

Omzet (verkoopwaarde) = afzet x prijs

Marktaandeel is de afzet of omzet dat een bedrijf heeft in verhouding tot de totale omzet of afzet op de gehele markt van dit product.

Bedrijven verdienen geld door inkoop, bewerking en daarna verkoop. De inkoopwaarde is de door het bedrijf betaalde prijs voor de ingekochte producten en grondstoffen.

De verkoopwaarde is de prijs die het bedrijf ontvangt als ze producten ontvangen.

Brutowinst = verkoopwaarde - inkoopwaarde

Bedrijven hebben naast het inkopen ook kosten. Dit noemen we bedrijfskosten. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten voor de lonen van de arbeiders, de kosten voor de machines en energiekosten. Ook de huur van het gebouw en rente over een lening horen bij de bedrijfskosten.

De nettowinst van een bedrijf kun je bereken door van de brutowinst de bedrijfskosten af te halen.

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

De brutowinstmarge is het bedrag wat je bij de inkoopwaarde of inkoopprijs optelt om de verkoopprijs te bepalen. Een deel daarvan wordt gebruikt om de bedrijfskosten te betalen en de rest is winst.

Als je de winst moet berekenen, dan moet je alle bedragen exclusief (zonder) BTW berekenen. De BTW is namelijk niet voor de ondernemer. De BTW moet aan de belastingdienst worden betaald.

Als jij een product in de winkel koopt, moet je BTW betalen. BTW staat voor belasting toegevoegde waarde. Soms noemt men die ook wel omzetbelasting. De BTW die jij betaalt moet het bedrijf weer aan de overheid afdragen.

In Nederland zijn twee BTW-tarieven. 21% voor de meeste (luxe) producten en 6% op dagelijkse levensmiddelen en noodzakelijke diensten. De consumentenprijs is de verkoopprijs inclusief BTW. Dit is dus de prijs die de klant betaalt.

Omdat bedrijven werken met machines, etalages en bijvoorbeeld kassa's moeten ze om de zoveel tijd ook investeringen doen in nieuwe exemplaren. Dit komt door slijtage. Afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen. Afschrijving hoort ook bij de bedrijfskosten. Bedrijven moeten jaarlijks reserveren om de nieuwe kapitaalgoederen te kunnen kopen. Soms kunnen ze bijvoorbeeld de machines nog verkopen, dit noemen we de restwaarde.

Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten een persoon in een bepaalde periode kan maken. Bedrijven willen een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit. Als de arbeidsproductiviteit hoger wordt, dan dalen de loonkosten per product. Hierdoor kan het product goedkoper worden, en wordt er meer verkocht!

De arbeidsproductiviteit kan op verschillende manieren worden verhoogd:
- technologische ontwikkeling: automatisering en mechanisatie
- arbeidsverdeling of specialisatie: het productieproces wordt verdeeld
- scholing: beter opgeleid is een hogere arbeidsproductiviteit
- beloningen
- betere arbeidsomstandigheden

Voor de meeste banen heb je een opleiding nodig. Dit noemen we geschoold werk. Banen waar geen opleiding voor nodig is noemen we ongeschoold werk.

Er zijn verschillende functies: leidinggevende functies en uitvoerende functies. Mensen die een uitvoerende functie hebben, moeten de opdrachten van hun leidinggevende uitvoeren. Leidinggevend werk betaalt vaak beter dan uitvoerend werk.

De bedrijfstijd is het aantal uren dat een bedrijf per week geopend is. Als een bedrijf langer open is, kunnen er meer producten gemaakt worden. De machinekosten per product worden dan lager!

Hogere kosten worden vaak doorberekend in de verkoopprijzen. Door hogere kosten worden de verkoopprijzen hoger en zullen de klanten een hogere prijs moeten betalen.

Heb je werk?

Op de arbeidsmarkt is het totaal van de vraag naar arbeid en het totaal van het aanbod van arbeid te vinden. Mensen die werk zoeken noemen we het aanbod van arbeid. Bedrijven of de overheid die mensen zoeken noemen we de vraag naar arbeid.

Het aanbod van arbeid bestaat uit de mensen die werken en de mensen die een baan zoeken. Zij bieden hun arbeidskracht aan. Dit noemen we ook wel de beroepsbevolking.

De beroepsbevolking bestaat uit de mensen tussen de 15 en 65 jaar die minimaal 12 uur per week werken en de groep mensen die minimaal 12 uur per week willen werken en daarom ook staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf.

Werkgelegenheid is het aantal arbeidsplaatsen dat er beschikbaar is bij bedrijven en bij de overheid. De werkgelegenheid is de vraag naar werk, of de vraag naar arbeid. De werkgelegenheid kan toenemen en afnemen.

Op de arbeidsmarkt is het totaal van de vraag naar arbeid en het totaal van het aanbod van arbeid te vinden. Mensen die werk zoeken noemen we het aanbod van arbeid. Bedrijven of de overheid die mensen zoeken noemen we de vraag naar arbeid.

Er is werkloosheid als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid.

Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod van arbeid is er een tekort aan arbeiders. Als veel bedrijven mensen zoeken zal de werkloosheid dalen. Als een bedrijf een vacature heeft, is het bedrijf op zoek naar een medewerker.

Werkloos zijn is vervelend, je hebt minder inkomen. Bovendien mis je contact met je collega's en je voelt je misschien minder nuttig.

Als je werk zoekt kan het UWV werkbedrijf je hierbij helpen. Lukt het vinden van werk niet, dan kun je aanspraak maken op een uitkering. Je bent wel verplicht te blijven zoeken naar werk.

De geregistreerde werkloosheid bestaat uit de mensen die tussen de 15 en 65 jaar oud zijn en die als werkzoekende staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf en ze moeten ook actief op zoek naar een baan zijn.

Er bestaat ook verborgen werkloosheid. Dit zijn de mensen die wel op zoek naar werk zijn, maar niet ingeschreven staan bij het UWV werkbedrijf.

De werkloosheid stijgt als het slecht gaat met de economie. Dit komt omdat de vraag naar goederen en diensten dan daalt. Mensen kopen dan minder. Hierdoor hoeven de bedrijven ook minder te maken en is er minder werk. Er zullen dan mensen ontslagen worden. Dit noemen we conjuncturele werkloosheid. Als het beter gaat met de economie neemt de conjuncturele werkloosheid af.

Bedrijven willen altijd zo goedkoop mogelijk produceren. Ze kunnen dit doen door mensen te vervangen door machines of bijvoorbeeld door de fabriek naar een ander land te verplaatsen. Hierdoor ontstaat er ook werkloosheid. Dit noemen we structurele werkloosheid. De banen die hierdoor verloren gaan komen niet meer terug! Ook als er wel banen zijn, maar je daar niet de juiste opleiding voor hebt, dan ben je ook structureel werkloos.

Als je ontslagen wordt dan kost het wat tijd om een nieuwe baan te vinden, dit noemen we frictiewerkloosheid. Eigenlijk is dat de tijd tussen twee banen is.

Mensen die werkloos zijn doordat ze hun werk maar een deel van het jaar kunnen doen horen bij de seizoenswerkloosheid.

Als er in de ene streek meer werkloosheid is dan in de andere, dan spreekt men van regionale werkloosheid.

Met het werkloosheidspercentage kun je berekenen welk deel van de totale beroepsbevolking werkloos is. Je deelt dan het aantal werklozen door de totale beroepsbevolking en dan x 100.

Mensen die kort (=minder dan een jaar) werkloos zijn behoren tot de tijdelijke werkloosheid.

Mensen die langer dan een jaar werkloos zijn behoren tot de langdurige werkloosheid. Gemeenten kunnen mensen helpen die langdurig werkloos zijn.

Mensen die werkloos zijn doordat ze hun werk maar een deel van het jaar kunnen doen horen bij de seizoenswerkloosheid.

Mensen die onvrijwillig werkloos (=ontslagen door het bedrijf)  zijn ontvangen vaak een WW-uitkering. De uitkering wordt door de werkenden via de premies betaald. Als er veel werklozen zijn moeten er meer premies betaald worden. De werkenden houden dan minder salaris over.

De geregistreerde werkloosheid bestaat uit de mensen die tussen de 15 en 65 jaar oud zijn en die als werkzoekende staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf en ze moeten ook actief op zoek naar een baan zijn.

Er bestaat ook verborgen werkloosheid. Dit zijn de mensen die wel op zoek naar werk zijn, maar niet ingeschreven staan bij het UWV werkbedrijf.

Is er werk?

De werkloosheid daalt als het beter gaat met de economie. Dit komt omdat de vraag naar goederen en diensten dan stijgt. Mensen kopen dan meer en bedrijven gaan dan meer investeren. De overheid kan ook meer uitgeven. De overheid kan bijvoorbeeld wegen aanleggen en scholen bouwen.

Als het beter gaan met de economie gaan de lonen vaak omhoog. Of mensen dan ook meer gaan kopen hangt af van het consumentenvertrouwen. Dat is het vertrouwen dat mensen in de economische toekomst hebben. Als mensen veel vertrouwen hebben in de economie, dan geven ze veel uit. Als mensen weinig vertrouwen in de economie hebben, dan gaan ze liever sparen.

Loonmatiging wil zeggen dat de lonen stijgen niet of maar met een heel klein percentage.

De overheid kan door belastingverlaging of BTW-verlaging het levensonderhoud goedkoper maken. Door deze verlagingen gaan mensen meer kopen.

Arbeidsdeelname (= arbeidsparticipatie) is het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort. Als er veel mensen werken dan ontvangt de overheid veel belasting en hoeven er weinig uitkeringen betaald te worden.

Je kunt in deeltijdwerken (parttime) of in voltijd (fulltime). Mensen die in deeltijd werken werken minder dan het maximaal aantal uren in een week. Mensen die voltijd werken werken het volledige aantal uren in een week. Een voltijdbaan heeft meestal 36 of meer uren per week.

Soms werken mensen op oproepbasis wil zeggen dat je werkt als je baas je nodig hebt. Bijvoorbeeld bij drukte of bij een evenement. Als je op oproepbasis of via een tijdelijk contract werkt, werk je flexibel.

Als er sprake is van arbeidstijdverkorting (atv) dan wordt de werkweek verkort. Er zal minder gewerkt worden dan de 40-urige werkweek. Het werk wat gedaan moet worden, wordt zo over meer mensen verdeeld.

Wanneer de overheid Nederland aantrekkelijker maakt voor bedrijven, dan wordt het ondernemersklimaat beter. Meer bedrijven vestigen zich dan in Nederland. Hierdoor is er dan meer werk beschikbaar.