De theorie
In de kern van elke (normale) menselijke cel zitten 46 chromosomen en deze chromosomen dragen voor de informatie alle erfelijke eigenschappen. Op een chromosoom liggen vele genen. Elk gen is een klein stukje van het chromosoom dat de informatie draagt voor één erfelijke eigenschap. Het totaal aan genen in een celkern is het genotype.
Chromosomen zitten in de celkern van ieder organisme (behalve natuurlijk bij bacterien, maar dat wist je al).
Bij jou zijn dit er 46 in totaal ,maar deze liggen in paren. Er zijn dus 23 paar chromosomen.
Dit geldt voor de soort "Homo Sapiens" (=de mens), maar het aantal chromosomen is per soort verschillend. Het aantal chromosomen van een cavia is bijvoorbeeld 64 (dus 32 paar), die van een kikker 26 (dus 13 paar) en die van een tulp 24 (dus 12 paar)
Chromosomen zijn ingewikkelde structuren die bestaan uit de stof DNA. DNA bevat een code voor cellen zodat deze weten wat ze moeten gaan doen.
Bekijk afbeelding 2.1. Hier is te zien dat in de celkern van de cel chromosomen liggen. Wanneer we inzoomen op zo'n chromosoom zien we dat het een in elkaar gedraaide DNA-kettting is. DNA heeft de vorm van een lange spiraal of wenteltrap, en het is de stof waaruit een chromosoom bestaat. Het DNA kan worden opgedeeld in vele stukjes en al deze stukjes noemen we de genen. In de afbeelding is te zien dat de traptreden van de DNA-spiraal uit vier verschillende kleuren bestaat. Dit zijn de onderdelen van DNA. De volgorde van deze onderdelen, dus de volgorde van de vier kleuren, is het recept of ook wel de code voor een gen.
Lichaamscellen zijn diploïd. Bij diploïde cellen komen de chromosomen in paren voor. Lichaamscellen ontstaan door de gewone celdeling; de mitose. De twee chromosomen van een paar zijn gelijk aan elkaar. Op beide chromosomen zitten dan ook de genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen. Omdat in lichaamscellen de genen dus ook in paren voorkomen, bevat één genenpaar de informatie voor één erfelijke eigenschap.
Alle genen hebben een specifieke plaats op een chromosoom. De plaats waar een gen in het chromosoom te vinden is heet een locus (meervoud = loci). De twee chromosomen van een paar hebben dezelfde genensamenstelling en elk gen heeft dus een 'tweeling-gen'. Zo'n genenpaar noem je ook wel een allelenpaar. Allelen (enkelvoud = allel) zijn bepaalde varianten van genen en ze komen in precies dezelfde volgorde op precies dezelfde loci in het chromosomenpaar voor. Bijvoorbeeld voor het gen haarkleur kunnen allelen voor zwart, bruin, rood of blond haar aanwezig zijn.
Bekijk de video voor een opfrisser over hoe de mitose ook al weer in zijn werk gaat. In video wordt vervolgens ook alvast uitgelegd hoe de meiose werkt. Dit is de celdeling voor geslachtscellen.
Mitose en meiose https://www.youtube.com/watch?v=o93BRHGrPjI
Wanneer de 46 chromosomen netjes worden gerangschikt in de 23 homologe chromosomenparen, kan men daar een karyogram van maken. Bekijk afbeelding 3.1 van een karyogram. Een karyogram is een afbeelding waarin de chromosomenparen netjes zijn geordend. Op een karyogram kan je grotere chromosoomafwijkingen terugvinden zoals afwijkingen in het aantal en de vorm van chromosomen.
In afbeelding 3.1 kun je zien dat er 22 chromosomenparen zijn gevormd. Deze 44 chromosomen heten autosomen. Dit wordt in de afbeelding aangevuld met één X-chromosoom en één Y-chromosoom. Dit zijn de twee geslachtschromosomen en deze vormen samen het laatste, 23e chromsomenpaar. Geslachtschromosomen komen voor in alle 'normale' lichaamscellen. In afbeelding 3.1 zijn de geslachtschromosomen niet hetzelfde. Daarom weten we dat dit karyogram gemaakt is met de chromosomen van een man.
Een man heeft in het 23e chromosomenpaar één X-chromosoom en één Y-chromosoom zitten.
Een vrouw heeft in het 23e chromsomenpaar twee X-chromosomen zitten en géén Y-chromosoom.
In afbeelding 3.2 is de indeling van de chromosomen van de man en de vrouw nogmaals in het kort weergegeven.
De opdrachten:
DNA, puzzel stukjes van het lichaam
Celdeling
DNA zit in al jouw cellen
Hoe werkt DNA?