Stambomen

Symbolen bij een stamboom

De theorie:

In een stamboom kun je zien of een bepaalde erfelijke eigenschap in een familie voorkomt en bij welke familieleden. Kijk naar de stamboom hieronder:

Een vierkantje stelt een man voor en een rondje een vrouw. Streepjes tussen een rondje en vierkantje in betekenen: ‘Hebben zich voortgeplant.’ De kinderen die zij hebben gekregen worden met een lijn en vertakkingen naar beneden aangegeven.

In de legenda is af te lezen hoe de fenotypen worden weergegeven in de stamboom.

Je ziet in de legenda dat de individuen die zwart zijn, een bepaalde ziekte hebben.

Wat kan je nu allemaal afleiden uit de bovenstaande stamboom?

1. Het gen voor de ziekte is dominant.
Hoe kan je dit nu weten?
Om uit te vinden of een bepaalde eigenschap dominant of recessief is, zoek je in een stamboom naar 2 ouders met dezelfde eigenschap, die een kind krijgen die die eigenschap niet heeft. In dit voorbeeld is dat bij kruising E. Daar hebben de ouders (nummer 9 en 10) allebei de ziekte. Ze krijgen een kind (nummer 19) die de ziekte niet heeft. Dit kan alleen maar als de ziekte dominant is. Zou de ziekte namelijk recessief zijn, dan zouden de ouders allebei het genotype aa moeten hebben. Dan kunnen ze alleen kinderen krijgen met het genotype aa.

2. Van alle gezonde individuen weet je dat het genotype homozygoot recessief is (aa).
Dit weet je, omdat het gen voor de ziekte dominant is, en daarom ben je alleen gezond als je beide recessieve allelen hebt (aa dus)

3. Van alle zieke individuen weet je dat ze heterozygoot zijn.
Dit weet je, omdat de indivuduen 1, 4, 8, 9 en 10 allemaal minimaal 1 gezond kind hebben gekregen. Dat kind moet homozygyoot recessief zijn (anders zou het ziek zijn), en dus moeten beide ouders een recessief allel hebben gehad. Maar ze zijn ziek, dus ook een dominant allel.

Bekijk onderstaande video goed

De opdrachten