In een rechtsstaat heeft de burger rechtszekerheid (de wet staat vast) en rechtsgelijkheid (iedereen heeft dezelfde rechten).
De macht in een rechtsstaat is in drieën verdeeld:
De drie machten controleren elkaar. Dat zorgt ervoor dat niet één groep alle macht krijgt. De rechters in een rechtstaat zijn onafhankelijk. Ze zijn in dienst van de overheid, maar mogen bijvoorbeeld nooit ontslagen worden vanwege een uitspraak. Daardoor kunnen ze ook uitspraken doen die niet gunstig zijn voor de overheid.
De grondrechten zorgen voor meer veiligheid en zekerheid. Je kunt niet – zoals dat soms in andere landen wel gebeurt – zomaar door de politie worden opgesloten. Grondrechten zijn voor iedereen gelijk. Iemand met geld heeft niet meer te zeggen dan iemand zonder geld.