Begrippenlijst

  1. Democratie = Het volk regeert. De burgers bepalen samen wat er gebeurt, de meerderheid van het volk beslist en iedere stem telt even zwaar.
  2. Parlement = een gekozen volksvertegenwoordiging, in Nederland de Eerste en Tweede Kamer samen.
  3. Tweede Kamer = de landelijke volksvertegenwoordiging met 150 leden.
  4. Eerste Kamer = de landelijke volksvertegenwoordiging met 75 leden die de regering controleert.
  5. Compromis = een afspraak waarbij alle partijen wat toegeven.
  6. Dictatuur = wanneer één persoon of een kleine groep de beslissingen neemt.
  7. Overheid = over het hele land. de Rijksoverheid houdt zich bezig met het controleren of iedereen zich aan de wetten houdt.
  8. Coalitie = een samenwerking tussen politieke partijen in regering en bestuur.
  9. Regering = de Koning en de ministers.
  10. Regeerakkoord = een lijst van afspraken die de regerende partijen hebben gemaakt over het beleid dat ze gaan voeren.
  11. Kabinet = Ministers en staatssecretarissen.
  12. Politieke partij = een organisatie die deelneemt aan verkiezingen om invloed te hebben op politieke besluiten.
  13. Lijsttrekker = de eerste persoon op de kandidatenlijst van een politieke partij bij verkiezingen en de politiek leider van een partij.
  14. Jongeren-participatie = de betrokkenheid en inbreng van jongeren bij onderwerpen die hen aangaan.
  15. Rechtsstaat = een land waarin de burgers door grondrechten beschermd worden tegen de macht van de staat.
  16. Grondrechten = rechten van individuele burgers tegenover de staat en tegenover elkaar.
  17. Nederlandse Grondwet = een Nederlandse wet met de belangrijkste rechten en plichten van de burgers en de bevoegdheden van koning, regering en parlement.
  18. Rechten = je mag iets doen, bijvoorbeeld studiefinanciëring aanvragen. je hebt er recht op.
  19. Plichten = je moet iets doen, bijvoorbeeld belasting betalen en je aan de wet houden. Dat is verplicht.
  20. Overtreding = een licht strafbaar feit. Je kunt je overtreding per ongeluk maken.
  21. Misdrijf = een zwaarder strafbaar feit waarvoor je een gevangenisstraf kunt krijgen. Een misdrijf is altijd opzettelijk.
  22. Strafblad = de registratie van wetsovertredingen waarvoor iemand veroordeeld is.
  23. Recht = het geheel van regels en wetten die in een land of regio gelden.
  24. Vrijheid van meningsuiting = de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken. Dat mag zonder dat de overheid het vooraf controleert.
  25. Persvrijheid = het recht om te onderzoeken wat je wilt en daarover te publiceren zonder controle vooraf.
  26. Censuur = controle vooraf op wat er in de media gepubliceerd wordt.