P. Populatie- en ecosysteemniveau

Als je alle examenstof hebt geleerd, kun je:

  • Met de concepten energiestroom, kringloop, dynamiek en evenwicht verklaren hoe ecosystemen zichzelf reguleren, en beargumenteren welke effecten kunnen optreden als de zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde wordt verstoord. Ook kun je beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde kan beïnvloeden, in contexten van duurzaamheid.

  • Met de concepten dynamiek en evenwicht benoemen hoe ecosystemen zich kunnen ontwikkelen, en beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelforganisatie van ecosystemen en het systeem Aarde kan beïnvloeden, in contexten van duurzaamheid en wereldbeeld.

  • Met de concepten voedselrelatie en interactie met (a)biotische factoren benoemen welke relaties tussen populaties en ecosystemen bestaan, en beargumenteren hoe vraagstukken die daarmee te maken hebben benaderd kunnen worden, in contexten van duurzaamheid en voedselproductie.

  • Met de concepten populatie, variatie, selectie en soortvorming verklaren hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan, in contexten van gezondheid en wereldbeeld.

 

De begrippen die je bij dit domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt:     

 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

P1 Regulatie van ecosystemen (Subdomein B8)

 

P1.1 Energiestroom

 

energiestroom, producent, consument, reducent, trofisch niveau

 

foto-autotroof, chemo-autotroof, bpp, npp, productiviteit

 

effect van klimaatverandering, overbevissing, ontbossing  
fossiele brandstof, biobrandstof, biomassa, energietransitie  
P1.2 Kringloop  
koolstofkringloop, stikstofkringloop  
denitrificatie, nitrificatie, ammonificatie, stikstofbinding, aeroob, anaeroob, ammonium  
uitspoeling, eutrofiering, broeikaseffect, broeikasgassen  
hergebruik, recyclen, gevolgen voor biodiversiteit  
P1.3 Dynamiek en evenwicht  
ecosysteem, habitat, niche, levensgemeenschap, soortensamenstelling  
populatie, indicatorsoort, biotische factor, abiotische factor  
dynamiek, geboorte, sterfte, migratie, microklimaat, beperkende factor, tolerantie, optimum, eilandtheorie  
concurrentie  
exoot, natuurbeheer  
P2 Zelforganisatie van ecosystemen (Subdomein C3)  
P2.1 Dynamiek en evenwicht  
successie, pioniersoort, climaxecosysteem  
gradiëntecosysteem, concurrentie, groeicurve  
draagkracht, tolerantiegrenzen, omslagpunt  
exoot, natuurbeheer, klimaatverandering  
P3 Interactie in ecosystemen (Subdomein D5)  
P3.1 Voedselrelatie  
voedselrelatie, trofisch niveau, predatie, vraat, signaalstof  
voedselketen, producent, consument, reducent, symbiose, parasitisme, mutualisme, commensalisme  
voedselweb  
P3.2 Duurzame ontwikkeling  
duurzame ontwikkeling, biologisch afbreekbaar, open kringloop, gesloten kringloop, biodiversiteit  
energieproductie, hernieuwbare energiebron, energiebesparing  
voedselproductie, bestrijdingsmiddel, biologische landbouw  
accumulatie, persistent, resistent, microplastic, milieuvervuiling  
P4 Soortvorming (Subdomein F2)  
P4.1 Populatie  
soort, populatie  
genotype, fenotype  
emergente eigenschap  
P4.2 Variatie  
genetische variatie, adaptatie, fitness, genetic drift, gene flow, allelfrequentie, divergentie, convergentie  
stichtereffect/founder effect, flessenhalseffect/bottleneck effect  
regel van hardy-weinberg, (p + q) x (p + q) = p² + 2pq + q² = 1  
P4.3 Selectie  
adaptatie, natuurlijke selectie, fitness  
selectiedruk, soort, homologie, analogie, voortplantingssucces  
kunstmatige selectie, seksuele selectie, veredeling, fokken, inteelt  
P4.4 Soortvorming  
soort, geslacht (genus), reproductieve isolatie, co-evolutie, sympatrische soortvorming, allopatrische soortvorming  
verwantschap, afstamming, cladogram, clade, (radioactieve) isotoop