Sfeer: Chemie van het Leven

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • chemische processen in levende organismen beschrijven en gebruiken;
  • bij chemische reacties, in de context van voedselproductie, geneesmiddelen of het transport van stoffen in het lichaam, selectiviteit en specificiteit verklaren, en waar van toepassing, kennis van katalyse toepassen.

 

De begrippen die je bij dit concept in ieder geval moet kennen luiden als volgt:

 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

Biologische begrippen: cel, celmembraan, organisme, ademhaling, bloed, spijsvertering, transport, gen

 

Fotosynthese: glucose, lichtenergie, chemische energie, koolstofassimilatie

 

Biomoleculen: eiwitten: aminozuren, primaire/secundaire/tertiaire structuur, alfahelix, bètaplaat; koolhydraten: mono-, di- en polysachariden; nucleïnezuren: DNA, RNA, basen (A, C, T/U, G); vetten: triglyceriden, (on)verzadigde vetzuren, glycerol

 

Eiwitsynthese: codon, genetische code, translatie, transcriptie

 

Enzymen: biokatalysator, actieve plaats, enzym-substraatcomplex, specificiteit, selectiviteit

 

Stofwisseling: afbraak van voedingsstoffen, energieopslag  
Membraantransport: hydrofiel/hydrofoob, fosfolipiden