Sfeer: Materie

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • deeltjesmodellen beschrijven en gebruiken
  • macroscopische eigenschappen van een stof of materiaal in relatie brengen met deeltjesmodellen.
  • met jouw kennis van bindingen eigenschappen van stoffen en materialen toelichten en beschrijven.
  • op basis van kennis van aanwezige structuren en de bindingen in en tussen deeltjes een macroscopische eigenschap van een stof of materiaal verklaren.
  • macroscopische eigenschap relateren aan de structuur van een stof of materiaal.
  • in innovatieve processen het gebruik van structuur-eigenschappen-relaties ten minste in de context van materialen, geneesmiddelen of voeding, herkennen en beschrijven.
  • macroscopische eigenschappen in relatie brengen met structuren op meso- en microniveau, en daarin aspecten van schaal herkennen en kan omgekeerd vanuit structuren voorspellingen doen over die macroscopische eigenschappen.

 

De begrippen die je bij dit concept in ieder geval moet kennen luiden als volgt:

 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

niet-metalen: argon, broom, chloor, fluor, fosfor, helium, jood, koolstof, neon, silicium, stikstof, waterstof, zuurstof, zwavel;

 

metalen: aluminium, barium, calcium, cadmium, chroom, goud, ijzer, kalium, kobalt, koper, kwik, lithium, lood, magnesium, mangaan, natrium, nikkel, platina, tin, uraan, zilver, zink;

 

ammoniak, azijnzuur, fosforzuur, glucose, salpeterzuur, water, waterstofperoxide, zwavelzuur;

 

koolstofverbindingen, koolstofatomen

 

bouw van de kern, protonen, neutronen, massagetal, atoomnummer, isotopen

 

bouw van de elektronenwolk, elektronen, elektronenconfiguratie

 

lading en massa van elektronen, protonen en neutronen

 

de opbouw van het periodiek systeem

 

covalentie

 

metalen (legeringen), (macro)moleculaire stoffen, zouten.

 

ontleedbare en niet-ontleedbare stoffen

 

verhoudingsformule van een zout, ionen, systematische IUPAC-naam

 

kristalwater, hydraat

 

molecuulformule, structuurformule, koolstofverbindingen, alkanen, afgeleide stoffen;

 

structuurisomerie

 

zuivere stoffen, mengsels, smelttraject/kooktraject, smeltpunt/kookpunt

 

emulsie, emulgator, legering, oplossing, onverzadigd, verzadigd, suspensie.

 

atoombinding/covalente binding, gemeenschappelijk(e) elektronenpa(a)r(en), polaire atoombinding, O–H en N–H binding, hydratatie, ionbinding, metaalbinding, vanderwaalsbinding/molecuulbinding, molecuulmassa

 

ionrooster, metaalrooster, molecuulrooster

 

condenseren, smelten, stollen, verdampen

 

hydrofiel, hydrofoob

 

corrosiegevoeligheid, elektrisch geleidingsvermogen, ladingdragers, uv-lichtgevoeligheid, C=C bindingen, crosslinks, weekmakers, polymeren, thermoplasten, thermoharders

 

composieten, polymeren, legeringen, brandbaarheid, brosheid, corrosiegevoeligheid, geleidend vermogen, hardheid, uv-lichtgevoeligheid, vervormbaarheid, waterbindend vermogen.

 

microstructuur en macroscopische eigenschappen van stoffen

 

ladingsdragers, geleidbaarheid, reactiviteit, metaalroosters, ooster/structuur van polymeren, C=C binding, uv-licht gevoeligheid, metaalatomen, corrosiegevoeligheid

 

edele metalen, onedele metalen, gebonden metaaloxide laagje  
moleculaire structuur, oplosbaarheid, biodegradeerbaarheid