Vraag aan de docent of je deze opdracht moet doen.
Eerder heb je achteruit ingeparkeerd. Dat ging met een vast patroon. Als je robotauto op de verkeerde plek stond, lukte het al niet meer.
Kun jij je programma verbeteren door gebruik te maken van sensoren?
Onderdelen van een robot Een mens krijgt informatie binnen via de zintuigen. Met zijn brein verwerkt hij die informatie, neemt beslissingen en stuurt zijn lichaam aan. Voor een robot geldt hetzelfde. Iedere robot kent drie onmisbare onderdelen: 1. Het brein: de processor + programma’s. Hier worden gegevens verwerkt die van de sensoren af komen, er worden beslissingen genomen en er worden opdrachten gestuurd aan de actuatoren. 2. De zintuigen: de sensoren. Hier komt de informatie binnen. 3. Spieren/skelet: de actuatoren / mechanische constructie. Hiermee worden de handelingen verricht. Waar mensen er allemaal ongeveer hetzelfde uitzien is dat bij robots niet het geval. Er zijn heel erg veel verschillende mechanische constructies. Sommige robots rijden, anderen lopen, weer andere zijn aan een vaste plek gebonden. Ze zijn er piepklein en ze zijn er enorm groot. De mens kent een bepaald aantal zintuigen. De zintuigen van robots zijn hun sensoren. Er zijn heel veel verschillende soorten sensoren: sensoren die reageren op druk (ze ‘voelen’), op licht (ze ‘zien’), op geluid, via een kompas om richting te bepalen, enzovoorts. En daarbij zijn ze niet gebonden aan de grenzen die de mens kent. Zo kunnen sensoren reageren op ultrageluid (te hoog voor mensen om te horen) of op ultraviolet of infrarood licht (onzichtbaar voor mensen). Programmeren Om een robot te laten doen wat jij wilt, moet je hem opdrachten een programma geven. Natuurlijk zou het mooi zijn als je kon zeggen: “Ga het poppetje redden”. Maar zo “slim” is de software in de huidige robots nog niet. Je zou natuurlijk de robot wat meer gedetailleerde instructies kunnen geven zoals: “Volg de zwarte weg tot aan het moeras. Zoek dan het poppetje. Als je het gevonden hebt, duw het dan naar de kant.” Dat is veel gedetailleerder, maar nog steeds kan het robotje dergelijke opdrachten niet uitvoeren. Je zult hem nog gedetailleerder moeten vertellen wat hij moet doen. Het robotje moet weten wanneer hij zijn motortjes aan en uit moet zetten, hoe hard hij moet rijden, welke kant hij op moet gaan en hoe hij met zijn sensoren kan zien waar de weg is. Ook moet je hem leren hoe bijvoorbeeld de kleuren zwart, groen en geel van elkaar te onderscheiden zijn. Het robotje “weet” dat allemaal niet en jij moet hem dat gaan vertellen. Dat “vertellen” noemen we programmeren en we doen dat in een speciale taal, die we een programmeertaal noemen.