Voordat we gaan beginnen met de kruisingsschema's, moeten we een aantal begrippen kennen. Sommige begrippen hebben we al eerder in het hoofdstuk besproken, andere begrippen zijn nieuw.
In een kruisingsschema kijken we naar genotypen, dit zijn alle erfelijke eigenschappen van een mens. Vaak kijken we in een kruisingsschema naar één bepaalde eigenschap, bijvoorbeeld haarkleur of oogkleur. Als een organisme twee gelijke allelen heeft voor deze erfelijke eigenschap, dan is het organisme homozygoot voor deze eigenschap. Als een organisme twee verschillende allelen heeft voor deze erfelijke eigenschap, dan is het organisme heterozygoot voor deze erfelijke eigenschap. Allelen van erfelijke eigenschappen kunnen dominant of recessief zijn. Het dominante allel is 'sterker' dan het recessieve allel. Als een organisme heterozygoot is en zowel een dominant als een recessief allel heeft voor een bepaalde eigenschap, zal het dominante allel tot uiting komen in het fenotype van het organisme. In een kruisingsschema geven we de verschillende allelen aan met verschillende letters. (Deze letter wordt gegeven in de opdracht. Als dat niet het geval is, mag je zelf een letter kiezen). Het dominante allel geven we aan met een hoofdletter, het recessieve allel geven we aan met een kleine letter.