“Niet alle lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (LHBTI's) voelen zich veilig genoeg om ‘uit de kast’ te komen. Het kabinet wil dat iedereen zichzelf kan zijn. Daarom is het belangrijk dat de maatschappij LHBTI’s meer accepteert.”
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2019 -
Nederland profileert zich als tolerant en als voorloper als het gaat om acceptatie van de LHB. Zo heeft het COC, ‘ontstaan in 1946’ in 1973 een officiële erkenning gekregen als vereniging. Hieronder enkele jaartallen van gebeurtenissen die daarop volgden volgens (Brobbel, 2020)
1974 de algemene wet gelijke behandeling werd aangenomen, waardoor mensen bij sollicitaties in bijvoorbeeld het leger, niet mochten worden afgewezen om hun geaardheid.
1977: de eerste Roze zaterdag werd gevierd.
1987: het homomonument in Amsterdam
1996: de allereerste Amsterdam Pride werd gevierd.
1998: het wetsvoorstel voor om mensen van hetzelfde geslacht te laten trouwen werd ingediend.
2001: de wet om mensen van hetzelfde geslacht te laten trouwen ging van kracht.
2009: coming out dag
Doordat Nederland het eerste land ter wereld dat in 2001 het homohuwelijk gelegaliseerd was Nederland altijd een voorloper. Maar andere landen zijn inmiddels Nederland voorbijgestreefd. Het IGLA Europe ‘International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association Europe’ heeft hiervoor een zogeheten Rainbow Europe-Index, waaruit blijkt dat Nederland niet meer in de top tien staat als het gaat om rechten voor de LHBTIQA+ personen.De Rainbow Europe Index wordt beoordeeld door 6 categorieën namelijk:
Gelijkheid en geen discriminatie
Familie
Hate crime en hate speech
Legalisatie van genderherkenning & lichamelijk integriteit
Ruimte voor maatschappelijk middenveld
Asiel
Rainbow Europe-Index van: ILGA - Europe, ( z.d.)
Uit deze cijfers blijkt dat Nederland achterop is geraakt als het gaat om de acceptatie van LHBTIQA+ personen. Dit komt voort dat Nederlanders wel positief staan tegenover mensen die onder de LHB vallen, maar is er minder kennis en weten over transpersonen en de QA+ personen. Mitchell (2018) schrijft dat LHBTIQA+ leerlingen vaker gepest worden. En dat dit verergerd kan worden door de scholen. Die te veel fungeren als een hetero-normaliserende instituten die daarin passend en genderbepaald gedrag bepalen. De vraag die hierbij gesteld kan worden is. ‘Als scholen te veel hetero-normaliserend zijn, moeten we dan niet streven naar scholen die mens-normaliserend zijn, waarbij ieder mens geaccepteerd wordt zoals deze is?’ Halima, Declercq & Consuegra (2017) streven naar een gender- inclusieve school. Nederland staat op de 13 plaats als het gaat om de acceptatie van LHBTIQA+ personen, dat is niet slecht, maar er is ruimte voor verbetering. Kijkend naar het bio-ecologisch model (Bronfenbrenner, 1977) is de acceptatie van LHBTIQA+ personen een probleem op macroniveau. Als docent en school is dan ook de taak om zich te richten op dir probleem op micro en mesoniveau, omdat dit leidt tot kwetsbaarheid bij leerlingen. Een belangrijk punt van zorg voor scholen is, dat zij aandacht moeten besteden aan vrede, rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid in de samenleving (en de wereld) gebaseerd op wederzijds respect en verdraagzaamheid (Mitchell, 2018)
Wat vinden leerlingen nu van de acceptatie? En wat kan volgens de leerling de school doen om acceptatie voor de LHBTIQA+ de stimuleren? Dat kunt u lezen onder het kopje in gesprek met LHBTIQA+.