Definitie sociaal/economische ongelijkheid

 

Uitleg sociaal/economische ongelijkheid

In de inleiding werd duidelijk dat kansenongelijkheid een zeer actueel thema is binnen het onderwijs. In het komende hoofdstuk zullen we vanuit kansen(on)gelijkheid ingaan op het gebied van het sociaal-economisch vlak.

De afgelopen jaren zijn er talloze onderzoeken gedaan naar de leerprestaties van leerlingen met verschillende sociale en economische achtergronden. Uit vrijwel elk onderzoek bleek dat de sociale klasse en de sociaal economische status effect hebben op de schoolprestaties. Zo blijkt al minstens zestig jaar, dat het steeds moeilijker voor leerlingen wordt om goede prestaties op school neer te zetten als je geboren wordt in een gezin met een lage sociaal economische status (Reardon, 2016).
Uit zijn onderzoek is gebleken dat leerlingen uit gezinnen met een lage sociaal economische status over het algemeen grootgebracht worden in een niet- stimulerende omgeving. Zo is er bijvoorbeeld minder toegang tot boeken en internet, hebben de ouders vaak lage verwachtingen van de prestaties van hun kinderen en zijn de ouders vaak onvoldoende rolmodel voor hun kinderen.

 

(Vandaele,2019)

Volgens Ravesteijn (2020), blijkt dat de plaats in Nederland waar je wieg staat, beslissend kan zijn voor de hoogte van het inkomen dat je later gaat verdienen. Een belangrijk resultaat was dat kinderen van rijke ouders niet alleen profiteren van de welvaart van hun ouders, maar ook veel beter betaalde banen krijgen. De woonplaats waar een kind opgroeit, kan grote gevolgen hebben voor de economische toekomst. Zo heeft een kind in de Groningse binnenstad vaak een minder goed vooruitzicht dan een kind uit eenzelfde soort gezin uit Zeeland.

Sociale ongelijkheid is volgens (ensi.nl), het verschil tussen interdependente (onderlinge afhankelijke) mensen in macht en daarmee verbonden sociale privileges of beloningen

Onder andere verschillen in inkomen, kennis, sociale status en macht kunnen deze ongelijkheid versterken bij leerlingen. Sociale ongelijkheid heeft daarom zowel een distributieve als een relationele kant. Het distributieve deel betreft vooral het inkomen en de status, de relationele factor heeft vooral betrekking op machts- en afhankelijkheidsrelaties.

Ongelijkheid ontstaat doordat verschillen in bijvoorbeeld vooropleiding, sociaal milieu, sekse, etnische afkomst kunnen gaan leiden tot verschillen in inkomen en/of aanzien.