Opdrachten hoofdstuk 7

Let op! Voordat je begint aan de opdrachten van dit hoofdstuk is het belangrijk dat je de video uit hoofdstuk 7 hebt bekeken over kruisingen met intermediaire eigenschappen.

Opdracht 23: Beantwoord de volgende vragen.

  1. Wat is een intermediair fenotype?
  2. Bij erwtenplanten is het gen voor rode bloemkleur volledig dominant over het gen voor de witte bloemkleur. Bestaat er bij erwtenplanten een intermediair fenotype voor de bloemkleur?

Opdracht 24: Lees onderstaande tekst, bekijk afbeelding 7.3 en beantwoord de volgende vragen.

Bij kippen wordt de kleur van de veren bepaald door een gen voor witte veren en een gen voor zwarte veren. Een kip die heterozygoot is voor deze eigenschap heeft fijn gespikkelde veren.

  1. Welk fenotype is intermediair?
  2. Wat is het genotype van een kip met witte veren?
  3. Wat is het genotype van een kip met zwarte veren?
  4. Wat is het genotype van een kip met fijn gespikkelde veren?

Afbeelding 7.3: Veerkleur bij kippen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 25: Lees de onderstaande tekst en beantwoord de volgende vragen.

Bij Leeuwenbekjes is een roze bloemkleur een intermediair fenotype. Twee Leeuwenbekjes met roze bloemen planten zich onderling voort. Er worden 56 zaden gevormd. Alle zaden ontkiemen.

  1. Maak een kruisingsschema van deze overerving.
  2. Wat is in het nakomelingenschap de verhouding van genotypen?
  3. Hoeveel F1-planten zullen naar verwachting roze bloemen dragen?
  4. Hoeveel F1-planten zullen naar verwachting rode bloemen dragen?
  5. Welke verhouding van fenotypen komt voor in het nakomelingenschap?

Opdracht 26: Lees de onderstaande tekst en beantwoord de volgende vragen.

Een bruine muis wordt gekruist met een witte muis. De dieren uit de F1-generatie zijn allen lichtgeel. In een tweede kruising wordt een lichtgele muis gekruist met een witte muis.

  1. Maak een kruisingsschema van de tweede kruising.
  2. Welke fenotypen komen in de F2-generatie voor en in welke verhouding?