Hoofdstuk 7: Intermediaire overerving

Aan het einde van hoofdstuk 7:

In het vorige hoofdstuk heb je geleerd hoe je aan de hand van een stamboom de genotypen en fenotypen van de leden uit die stamboom kan vaststellen. Wanneer je dat hebt bepaald, kan je deze informatie gebruiken om kruisingsvraagstukken op te lossen.

Tot nu toe heb je gewerkt met erfelijke eigenschappen waarbij er sprake is van een dominant en een recessief gen. Het kan ook zo zijn dat bij sommige erfelijke eigenschappen minder duidelijk ondscheid valt te maken tussen dominant en recesssief. In dit geval is er sprake van een tussenvorm.

Bij mensen is het gen voor bruine oogkleur dominant over het gen voor blauwe oogkleur. Iemand die homozygot is voor bruine ogen blijkt donkerder ogen te hebben dan iemand die heterozygoot is voor de oogkleur. Bij deze eigenschap komt het recessieve gen toch enigszins tot uiting in het fenotype. Dat betekend dat het gen voor bruine oogkleur onvolledig dominant is.

In afbeelding 7.1 zie je een foto van leeuwenbekjes. Hierbij komen genen voor rode bloemkleur voor en genen voor witte bloemkleur. Geen van beide genen is recessief. Leeuwenbekjes die heterozygoot zijn voor de bloemkleur hebben roze bloemen. Hier is dus weer sprake van een tussenvorm. Een dergelijk fenotype noemen we intermediair. De beide genen voor de bloemkleur zijn bij deze planten als het ware even sterk maar ze zijn beiden niet volledig dominant. Een persoon met een intermediair fenotype heeft een onvolledig dominant genotype.

Afbeelding 7.1: Leeuwenbekjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tot nu toe gaf je een dominant gen aan met een hoofdletter en een recessief gen met een kleine letter. Als er sprake is van een intermediaire overerving komen twee genen van een genenpaar beiden tot uiting in het fenotype. Hierbij gebruiken we een andere schrijfwijze. Een rood Leeuwenbekje bijvoorbeeld wordt dan aangegeven met BrBr, een wit Leeuwenbekje met BwBw en een roze Leeuwenbekje met BrBw.

In afbeelding 7.2 zijn de verschillende kleuren Leeuwenbekjes nogmaals weergegeven. Hierbij zijn ook de genotypen genoteerd.

Afbeelding 7.2: Leeuwenbekjes met een intermediair fenotype

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de onderstaande video wordt nogmaals uitgelegd hoe kruisingen met intermediaire eigenschappen werken.

Kruisingen met intermediaire eigenschappen https://www.youtube.com/watch?v=qDB0k9nly1M&t=30s

Ter afronding van hoofdstuk 7 maak je opdracht 23 t/m 26. Deze zijn te vinden bij het kopje 'opdrachten'.