
Maken op de site van Emma. eisma vraag 1 t/m 4.
In tijdschriften, kranten of schoolboeken zie je korte en langere teksten. Soms is een tekst maar één zin; soms een hele bladzijde of langer. Langere teksten hebben een titel, een inleiding en tussenkopjes. In deze module lees je ook verschillende teksten. Aan de bronvermelding kun je zien waar deze teksten vandaan komen. Al deze dingen helpen je een tekst makkelijker en beter te lezen. Maar eerst lees je over een paar basisdingen.
Een tekst bestaat uit zinnen. Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken. Een zin kan over meerdere regels doorlopen. In de voorbeeldtekst zie je dat aan de gekleurde zin. Die is langer dan één regel. In de voorbeeldtekst zie je verschillende andere dingen die je in de meeste teksten kunt lezen. Let goed op bij de opdrachten in deze module. Soms moet je een bepaalde regel opzoeken voor het antwoord en soms een zin. Het is belangrijk dat je dit verschil weet.
Alinea’s en tussenkopjes
Een langere tekst is meestal ingedeeld in verschillende stukjes: alinea’s. Door een tekst in alinea’s in te delen wordt de tekst overzichtelijker en duidelijker. De tekst van een alinea hoort bij elkaar. Als de schrijver van de tekst over een ander onderwerp begint, krijg je een nieuwe alinea.
Een alinea kan op verschillende manieren beginnen. In de voorbeeldtekst zie je van alle drie manieren een voorbeeld:
Om een tekst nog overzichtelijker te maken, maakt een schrijver gebruik van tussenkopjes. Dat zijn dikgedrukte titels boven een of meer alinea’s. De tussenkopjes vertellen de lezer waar het volgende tekstgedeelte over gaat. Vooral bij lange teksten zijn ze handig. In korte teksten staan meestal geen of weinig tussenkopjes.
Zie je dit *-teken achter een woord staan, dan komt het woord in een opdracht terug.
Lees Voorbeeldtekst.
https://youtu.be/4aQxW6BWFZQ
Wil je het nog eens op een andere manier lezen: