De Romeinen en het Christendom

In het begin zagen de Romeinse bestuurders de christenen als een ongevaarlijk Joods groepje. Hier kwam verandering nadat steeds meer mensen in het rijk er voor kozen om zich te bekeren tot het christendom.

In het Romeinse Rijk werd de keizer aanbeden als een god. De christenen weigerden dit te doen omdat zij geloofden dat er maar één god was. Dit zorgde voor een botsing tussen het Romeinse Rijk en het christendom. Het christendom werd verboden en mensen die het geloof belijdde werden zwaar gestraft. Keizer Nero, die regeerde van 54 tot 68 na christus, liet de christenen vermoorden op brute wijze. Hij liet hem kruisigen, verbranden en zelfs voor de leeuwen gooien.

Ondanks deze maatregelen had het weinig effect. Het christendom bleef maar groeien in het rijk. Steeds meer Romeinen kozen er voor om hun oude goden de rug toe te keren en zich te bekeren tot de ene God van het christendom.

Keizer Constantijn besloot uiteindelijk aan dit conflict tussen het christendom en het Romeinse Rijk een einde. In 313 stond hij christendom toe in zijn rijk, zij zouden vanaf nu niet meer vervolgd worden. Hij liet kerken bouwen en bekeerde zichzelf ook tot het christelijke geloof.

Tegen het einde van de 4e eeuw werd het christendom de staatsgodsdienst. Dit betekende dat alle andere godsdiensten werden verboden. Waar het christendom eerst werd gezien als Joods gespuis, heeft het zich door de eeuwen heen weten te ontwikkelen tot de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk was voortaan een christelijk rijk waar maar één God werd aanbeden.

Afbeelding 9: Verspreiding Christendom 185 tot 325 n.C