1. Maak de vragen hieronder.
a. Wat is inkomen?
b. Noem 4 soorten inkomen.
2. Bekijk het schema hiernaast.
a. Je ziet staan ''............... van Stan''. Wat moet er op de puntjes komen te staan?
b. Bereken de totale inkomsten en uitgaven van Stan.
c. Hoeveel geld houdt Stan over met deze begroting?
3. Kevin heeft met zijn ouders afgesproken dat hij €9,30 zakgeld per week krijgt. Bereken hoeveel euro zakgeld Kevin per maand krijgt. Gebruik voor je berekening een verhoudingstabel.
4. Joël heeft sinds kort een krantenwijk in zijn buurt. Daarmee verdient hij maandelijks €43,90. Hoeveel euro verdient Joël per week? Gebruik voor je berekening een verhoudingstabel
5. Lees de zinnen hieronder en vul deze aan. Kies uit: vaste lasten - huishoudelijke uitgaven - Incidentele uitgaven. Let op: Je mag ze twee keer gebruiken.
6. KADER Meneer Prikkel wilt over 3 jaar een nieuwe auto kopen. De auto die meneer Prikkel wilt kopen kost €22.500,00. Meneer Prikkel heeft al €1800 gespaard.
a. Hoeveel geld moet meneer Prikkel nog sparen voordat hij de auto kan kopen?
b. Hoeveel geld moet meneer Prikkel vanaf nu elke maand sparen zodat hij over 3 jaar de auto kan kopen?