§2 Een verhaaltjessom oplossen

 

Verhaaltjessommen

2.    
  1. €27.50 - €12,50 = €15,00
    €15,00 - €12,50 = €2,50
    Je kan 2 ritten van een half uur kopen.
  2. b. €27,50 - 2 x €12,50 = €2,50
  3. €2,50 - €2,00 = €0,50
  4. Je kan dus geen ijsje van €0,75 kopen.

 

3.    
  1. 1 beker = 200mL
    30 bekers = 200mL x 30 = 6000mL = 6L
    1L = 1 fles
    6L = 6 flessen
    Je hebt 6 flessen cola gekocht
  2. 20 bekers = 200mL x 20 = 4000mL = 4L
    1 L = 1 fles
    4L= 4 flessen
    Je hebt dus 4 flessen fanta gekocht.
  3. 10 bekers = 10 x 200mL = 2000 mL= 2L
    1 pak = 1,5 L (te weinig)
    2 pakken = 3L (te veel)
    Je broertje heeft gelijk, je houdt dubbelfris over.

 

4.    
  1. : 16
  2. x 64
    Geraspte kokos = 250 : 16 x 64=1000 gram
    Suiker = 200 : 16 x 64 = 800 gram
    Eiwitten = 4 : 16 x 64 = 16 gram

 

5.    
  1. Maak een verhoudingstabel
  2. Delen
  3. 320 : 5 = 65
    Er reden 65 scooters te hard.

 

6.    
  1. 2 dozen = 16 ijsjes (te weinig)
    3 dozen = 24 ijsjes
    3 x €2,95 = €5,85
    Chantal moet €5,85 betalen voor de ijsjes.
  2. 17 klasgenootjes + Chantal = 18 ijsjes nodig.
    3 dozen = 3 x 8 = 24 ijsjes
    24 - 18 = 6 ijsjes over.
    Chantal houdt 6 ijsjes over.

 

Sleutelwoorden

7.    
  1. Per
  2. Uitrekenen hoeveel ze verdient in 6 weken.
  3. De uitgaven van het verdiende geld afhalen.
  4. 6 x €5,00 = €30,00
    €30,00 - €7,50 - €1,25 - €10,75 = €10,50
    Natasja houdt nog €10,50 over.

 

8.    
  1. Per
  2. Vermenigvuldigen

 

9.    

€25.000 : 10 = €2.500
Martin betaalt €2.500 per termijn

 

10.    

T-shirt €5,00
Winst per shirt = €5,00 - €2,00 = €3,00
Winst 90 shirts = 90 x €3,00 = €270,00

T-shirt €8,00
Winst per shirt = €8,00 - €2,00 = €6,00
Winst 50 shirts= 50 x €6,00 = €300,00

Bij shirts van €8,00 heeft de verkoper de meeste winst.

 

11.    

7,5 L  x 6= 45L
100km x 6 = 600km

Ofwel
7,5 : 7,5 x 45
100 : 7,5 x 45 = 600

Jochem kan 600km rijden met de auto.

 

12.    

Per klas 2 docenten
16 klassen, dus 16 x 2 = 32 docenten
Totaal 408 + 32 = 440 plekken in de bus nodig


1 bus = 70 plekken (te weinig)
2 bussen = 2 x 70 = 140 plekken (te weinig)
3 bussen = 3 x 70 = 210 plekken (te weinig)
4 bussen = 4 x 70 = 280 plekken (te weinig)
5 bussen = 5 x 70 = 350 plekken (te weinig)
6 bussen = 6 x 70 = 420 plekken (te weinig)
7 bussen = 7 x 70 = 490 plekken (genoeg)

Er zijn 7 bussen nodig
1 bus kost €375,-
Kosten 7 bussen: 7 x €375,- = €2625,-

Het kost de school €2625,-

Wat is een tabel?

1.    
  1. tv- en internetproviders
  2. KPN glasvezel
  3. 6,6
  4. Nee, een 5,4 of lager zou rood gekleurd zijn, er zijn geen vakjes rood gekleurd.
  5. XS4AL.

 

2.    
  1. 17.19
  2. Spoor 1
  3. Intercity
  4. (1) = Spoor 1
    (2) = 15.25
    (3) =  Spoor 9
  5. Ja die trein komt ook langs Gouda.

 

3.    
  1. Schoenmaten in klas 1E
  2. Hoeveel kinderen de schoenmaat hebben.
  3. Nee, hij is de enige
  4. Schoenmaat 38 komt het meeste voor.
  5. Schoenmaat 42 is de grootste maat.

 

4.    
  1. AA 997
  2. 13.27
  3. Om 14.19
  4. Nee, je moet bij gate 22 zijn.
  5. De vlucht is gecanceld, je vlucht gaat niet door.

 

5.    
  1. De treinreis Amersfoort – Utrecht duurt 19 minuten.
  2. Je hebt 9 minuten de tijd om over te stappen.
  3. De trein komt aan op spoor 8b.
  4. Een Intercity
  5. De trein komt om 14.34 aan in Maastricht.
    Je hebt dat 1 uur en 56 minuten in de trein gezeten.

 

6.    
  1. Op maandag komen de meeste leerlingen te laat.
  2. Op woensdag komen de minste leerlingen te laat.
  3. 31 + 20 + 7 + 26 + 11 = 95
    In totaal komen er deze week 95 leerlingen te laat.
  4. 7 x 4 = 28
    Op donderdag komen er 26 leerlingen te laat.
    Op donderdag komen er niet  4 keer zoveel leerlingen te laat als op woensdag.
    Mike heeft geen gelijk.