Als je alle examenstof hebt geleerd, kun je:
Met de concepten orgaan, fotosynthese, ademhaling, vertering, uitscheiding en transport verklaren hoe de stofwisseling van organismen verloopt en uitleggen hoe stoornissen daarin kunnen ontstaan en aangepakt kunnen worden, in contexten zoals gezondheid en voedselproductie.
Met de concepten homeostase, hormonale regulatie en neurale regulatie uitleggen hoe zelfregulatie bij eukaryoten verloopt, en uitleggen hoe stoornissen hierin kunnen ontstaan en aangepakt kunnen worden, in bijvoorbeeld contexten van sport en voeding.
Met het concept afweer uitleggen hoe organismen zich beschermen tegen andere organismen, virussen en allergenen, en uitleggen welke problemen hierbij kunnen optreden en hoe deze aangepakt kunnen worden, in bijvoorbeeld gezondheidszorg en voedselproductie.
Met de concepten voortplanting en erfelijke eigenschap uitleggen hoe eigenschappen worden overgedragen, en uitleggen hoe de reproductie van eukaryoten en prokaryoten verloopt, in contexten zoals energie, gezondheid en voedselproductie.
De begrippen die je bij dit domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt:
Onderwerpen en begrippen |
Dit weet ik |
O1 Stofwisseling van het organisme (Subdomein B3) |
|
O1.1 Orgaan |
|
cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel |
|
gaswisseling, vertering, uitscheiding, transport | |
O1.2 Fotosynthese | |
koolstofassimilatie, anorganische stof, organische stof, beperkende factor | |
O1.3 Ademhaling | |
longen, luchtpijp, bronchie, longblaasje | |
ademhalingsspieren, ventilatiebewegingen, longcapaciteit, vitale capaciteit, restvolume, interpleurale ruimte, dode ruimte, chemoreceptor, ademhalingscentrum | |
wet van fick, zuurstofconcentratie, zuurstofdruk, zuurstoftransport, hemoglobine, myoglobine, bohr-effect, koolstofdioxideconcentratie, koolstofdioxidedruk, koolstofdioxidetransport, verzadigingscurve | |
huidmondje | |
O1.4 Vertering | |
speekselklier, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, alvleesklier, lever, galblaas, dunne darm, dikke darm, endeldarm, kringspier, lengtespier, darmperistaltiek | |
voedingsstof, voedingsvezel, mechanische vertering, chemische vertering, verteringssap, pro-enzymen, emulgeren, gal, verteringsproduct | |
resorptie, darmvlok, darmbacterie | |
O1.5 Uitscheiding | |
leverlobje, nier, niereenheid, niermerg, nierschors, kapsel van bowman, glomerulus, nierbuisjes, urineblaas, zweetklier | |
galzouten, galkleurstof, ureum, waterhuishouding, ultrafiltratie, reabsorptie, terugresorptie, voorurine, urine, adh, zweet | |
O1.6 Transport | |
open circulatiesysteem, gesloten bloedsomloop, enkele bloedsomloop, dubbele bloedsomloop, grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop, hart, hartklep, sinusknoop, av-knoop, bundel van his, diastole, systole, hartslagfrequentie, slagvolume, slagader, ader, haarvat, bloeddruk, bovendruk, onderdruk, tegenstroomprincipe | |
embryonale bloedsomloop, navelstrengslagader, navelstrengader, foramen ovale, ductus botalli | |
bloedsamenstelling, bloedplasma, voedingsstoffen, afvalstoffen, cholesterol, bloedplaatje, beenmerg, bloedstolling, weefselvloeistof, lymfe | |
bloedvatenstelsel, lymfesysteem, lymfevat, filtratiedruk, colloïd-osmotische druk, oedeem, borstbuis, wortelhaar, houtvat, worteldruk, cohesiekracht, adhesiekracht, verdamping, bastvat, assimilatieproduct, organische sapstroom, anorganische sapstroom |
|
O2 Zelfregulatie van het organisme (Subdomein B4) | |
O2.1 Homeostase | |
zintuigen, inwendig milieu, uitwendig milieu, temperatuurregulatie, bufferende werking, glucoseconcentratie, drukreceptoren in aorta, pco2, po2 | |
regelkring, positieve terugkoppeling, negatieve terugkoppeling | |
O2.2 Hormonale regulatie | |
hormoonklier, exocrien, endocrien, hormoonstelsel, hormoonconcentratie, doelwitorgaan, hormoonreceptor, releasing hormoon | |
hypothalamus, hypofyse, schildklier, bijnier, eierstok, teelbal, eilandje van langerhans, insuline, glucagon, adrenaline, schildklierhormoon, spijsverteringshormoon, epo | |
O2.3 Neurale regulatie | |
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, grote hersenen, kleine hersenen, centra in hersenschors, witte stof, grijze stof, hersenstam, ruggenmerg, autonoom zenuwstelsel, animaal zenuwstelsel, orthosympatisch zenuwstelsel, parasympatisch zenuwstelsel, sensorisch neuron, schakelneuron, motorisch neuron, cel van schwann, myelineschede, prikkel, impuls, temperatuurreceptor, lichtreceptor, tastreceptor, pijnzenuw, reflexboog | |
O3 Afweer van het organisme (Subdomein B5) | |
O3.1 Afweer | |
slijmvliezen, lymfe, beenmerg, lymfeknoop, macrofagen, t-helpercel, cytotoxische t-cel, b-cel, plasmacel, geheugencel, mestcel | |
aangeboren afweer, verworven afweer, natuurlijke immuniteit, kunstmatige immuniteit, actieve immuniteit, passieve immuniteit, lichaamseigen, lichaamsvreemd, humorale respons, cellulaire respons, antigeen, mhc-i-receptor, mhc-ii-receptor, vaccinatie, transplantatie, allergie, bloedtransfusie, ab0-systeem, resusfactor, donor, acceptor | |
schimmel, parasiet, antibioticum, resistentie, mechanische afweer, chemische afweer | |
O9 Reproductie van het organisme (Subdomein E3) | |
O9.1 Voortplanting | |
levenscyclus, ongeslachtelijke voortplanting | |
gameten, spore, mitose, haploïd, diploïd, polyploïd, eicel, spermacel, poollichaampje, follikel, geel lichaam, bevruchting, klievingsdeling, zygote | |
placenta, embryo, embryonale ontwikkeling, foetus | |
voortplantingsorganen, primair geslachtskenmerk, eierstok, eileider, baarmoeder, vagina, clitoris, teelbal, penis | |
geslachtshormoon, fsh, lh, oestrogeen, progesteron, testosteron, hcg, secundair geslachtskenmerk, menstruatiecyclus, anticonceptie | |
kunstmatige inseminatie, in vitro fertilisatie, icsi, klonen |