Op het bedrijf komt via de bank regelmatig geld binnen, bijvoorbeeld uit de verkoop van producten. Deze inkomsten zijn niet gelijk aan de opbrengsten over die periode.
Wat zijn precies opbrengsten?
Op een agrarisch bedrijf heb je te maken met 3 soorten opbrengsten:
Aan het begin van het boekjaar 2010 heeft een veehouderijbedrijf:
• € 10.000,- aan vorderingen (nog te ontvangen bedragen van bijv slachterij),
• € 5.500,- aan voorraad eindproducten (vleesvarkens).
Deze inkomsten zullen in de loop van het boekjaar 2020 binnenkomen (op de bankrekening bijgeschreven worden). Als opbrengst moeten ze echter bij het vorige boekjaar (2019) gerekend worden. Want in dat jaar zijn ze tot waarde gekomen.
Gedurende het jaar (1/1 t/m 31/12) is er in totaal € 300.000,- op de bankrekening ontvangen.
Aan het einde van het boekjaar (2020) heeft hetzelfde bedrijf:
• € 6.500,- aan vorderingen (reeds geleverde vleesvarkens),
• € 4.500,- aan voorraad eindproducten.
Beide posten worden bij de opbrengsten van het af te sluiten boekjaar (2020) geteld, hoewel men het geld pas in 2021 zal ontvangen.
Dus de opbrengsten zijn dan:
- totaal aan verkopen 300.000,-
- begin boekjaar: vorderingen + beginvoorraad: 10.000 + 5.500 = - 15.500,-
- einde boekjaar: vorderingen + eindvoorraad: 6.500 + 4.500 = + 11.000,-
Totaal ( = opbrengsten): 295.500,-
Aanwas
Bij veehouderijbedrijven is nog een derde factor van invloed op de opbrengsten. Als de waarde van de veestapel aan het einde van het jaar hoger is dan aan het begin van het jaar, dan levert je dat geen inkomsten (of ontvangsten) op, maar het zijn wel (bedrijfseconomisch gezien) opbrengsten. Deze vallen onder de post aanwas.
De post aanwas is dus de toename van de waarde van de veestapel.
Om deze post goed te berekenen heb je normen nodig.
Die normen kunnen regelmatig veranderen. Als je een financieel administratie-programma gebruikt, worden nieuwe normen meestal via Internet ingelezen.