Piramide structuur

Soorten bedrijven

Er zijn verschillende soorten varkenshouderijen, namelijk:

•   topfokbedrijven ook wel kernbedrijven of basisbedrijven genoemd.

•   subfokbedrijven;

•   vermeerderingsbedrijven;

•   vleesvarkensbedrijven.

Topfokbedrijven (ook wel kernbedrijven of basisbedrijven genoemd)

Op de topfokbedrijven of basisfokbedrijven houdt men de zuivere rassen in stand en probeert ze te verbeteren. Jonge beren en zeugen worden als uitgangsmateriaal geleverd aan de subfok bedrijven.

Subfokbedrijven

Op subfok-bedrijven wordt de vermeerderingszeug F1 gefokt, raszuivere zeugen gepaard met raszuivere beren / lijnen. Tevens worden op subfok-bedrijven zuiverras eindberen gefokt. De biggen die geschikt zijn voor de fokkerij worden geselecteerd en opgefokt tot dekrijpe leeftijd (7-8mnd). Daarna gaan ze naar de vermeerderaar. Daar worden ze gebruikt voor het fokken van mestbiggen.

Vermeerderingsbedrijven

Een vermeerderaar produceert biggen voor de vleesvarkenshouder. Zeugen en beren die hij daarvoor nodig heeft, zijn afkomstig van de subfok-bedrijven.

Vleesvarkensbedrijven

Op vleesvarkensbedrijven worden biggen afgemest tot vleesvarkens. De biggen worden aangekocht bij ver- meerderingsbedrijven. De vleesvarkens worden op slachtrijpe leeftijd geleverd aan de slachterij

De varkenshouderijbedrijven kunnen worden ondergebracht in een zogenoemde productiepiramide. Deze is in figuur 6 weergegeven. Van boven naar beneden worden dieren geleverd. De piramidevorm geeft het aantal dieren weer dat zich in iedere fokkerij laag bevindt.

 

Gesloten bedrijven

Sommige bedrijven zijn een combinatie van de genoemde bedrijfstypen. Steeds meer bedrijven mesten de geproduceerde biggen zelf af. Dit zijn gesloten bedrijven. Bij gesloten bedrijven hoeven er niet zo veel dieren verplaatst te worden van het ene bedrijf naar het andere. Daardoor is de kans kleiner dat ziektes overgebracht worden.

Productiekolom

De productie in bedrijven is gericht op het maken van producten of consumptiegoederen. Dit zijn goederen die jij (de consument) koopt, zoals radio's, stoelen, aardappelen, melk en vlees. Ook diensten kun je kopen, bijvoor- beeld de diensten van kappers, verzekeringsadviseurs en onderwijzers.

Consumenten willen varkensvlees kopen, er is vraag naar dit product. Zij willen daarvoor betalen. Mensen die het product produceren, proberen daarmee een inkomen te verdienen. Er zijn heel veel bedrijven die meewerken aan de productie van het product varkensvlees. Zij zijn bezig goederen geschikt te maken voor menselijke consumptie. Voordat je vlees in de winkel kunt kopen, zullen eerst alle grondstoffen geproduceerd moeten worden. Dat wil zeggen dat er een zeug moet zijn die biggen produceert en de biggen zullen gemest moeten worden. De voerfirma zal voer moeten leveren, transportbedrijven zullen voer en varkens moeten vervoeren. De varkens moeten geslacht worden en het vlees bewerkt.

Alle bedrijven die zich bezighouden met één product, kun je in een schema onder elkaar zetten. Je ziet dan hoe een product alle bedrijven doorloopt van grondstof tot eindproduct. Zo'n schema heet een productiekolom. De verschillende veehouderijbedrijven hebben allemaal een plaats in een productiekolom. Als je het productie- proces bekijkt vanuit de boer, zie je vóór hem de toeleverende bedrijven en na hem de verwerkende bedrijven.