Er is geen eenduidige oorzaak; er is steeds sprake van een ingewikkeld samenspel van factoren. Daarbij wordt vaak het volgende onderscheid gemaakt:
Biogenetische factoren
Mensen verschillen in aanleg, in temperament en wilskracht. De een wordt sneller angstig, de ander eerder somber. De een is erg gesloten, de ander juist extravert. Ons temperament krijgen we bij de geboorte mee. Ook kun je denken aan aanleg voor psychiatrische symptomen als depressie, ADHD, verslaving.
Organische factoren
Sommige lichamelijke aandoeningen (bijvoorbeeld epilepsie of een schedeltrauma) kunnen een persoonlijkheidsstoornis veroorzaken.
Psychologische factoren
Welke ervaringen doet iemand op, hoe werken deze door in iemands beleving van zichzelf en zijn omgeving, hoe is er door belangrijke anderen omgegaan met zijn 'eigenaardigheden' of temperament, en hoe heeft de persoon in kwestie daar weer op gereageerd?
Het verleden (geschiedenis) is dus van grote invloed op hoe iemand denkt, voelt en handelt, wat zijn of haar normen en waarden zijn, hoe hij of zij met zichzelf en anderen omgaat.
Sociale factoren
Bijvoorbeeld: sociaal-culturele omstandigheden, de inbedding van het gezin in de omgeving, de levensstandaard, gevolgen van emigratie en verschuivingen op de sociale ladder. Persoonlijkheidsstoornissen worden soms wel ‘ontwikkelingsstoornissen’ genoemd. Hiermee wordt uitgedrukt dat in iemands ontwikkeling van jong kind tot volwassene reeds problemen aanwijsbaar zijn. Soms houden deze verband met duidelijke trauma’s als vroege verlatingen of sexueel misbruik. Ook kunnen er moeilijke gezinsomstandigheden zijn die hebben geleid tot onvoldoende veiligheid, aandacht, begrenzing of begeleiding. Het gebeurt ook wel dat zulke duidelijk aanwijsbare redenen ontbreken, en dat mensen toch een sterke onvrede met zichzelf en/of anderen hebben. Bij nader onderzoek blijkt dan bijvoorbeeld dat iemand zich zo sterk aan zijn omgeving heeft aangepast, dat hij vervreemd is geraakt van de eigen behoeften en gevoelens. Met als negatieve gevolgen: een negatief gevoel over zichzelf, depressiviteit, moeite met intieme relaties, eenzaamheidsgevoelens en/of zich gemakkelijk buitengesloten voelen.