Financieringsplan

In het financieringsplan geef je aan hoe je de investeringen gaat betalen. Dit kan op drie verschillende manieren, namelijk:

  1. Met eigen vermogen: dit bestaat uit de kapitaalgoederen (zoals een auto of computer) of het geld (spaargeld) dat de ondernemer zelf in de onderneming stopt.
  2. Met vreemd vermogen lang: dit zijn schulden die je langer hebt dan één jaar. Zoals het afsluiten van een hypotheek of lening bij de bank. Dit zou ook een lening bij een vriend of familielid kunnen zijn.
  3. Met vreemd vermogen kort: dit zijn schulden die je korter hebt dan één jaar. Bijvoorbeeld als je spullen inkoopt en achteraf de leverancier pas betaalt. Je hebt je spullen dan al ontvangen, maar betaalt de factuur bijvoorbeeld pas na 30 dagen. Dan heb je een kort lopende schuld.

Houd er rekening mee dat geld lenen bij een bank geld kost. Je moet namelijk rente betalen over het geleende geld.

 

Voorbeeld

Stel dat je een eigen onderneming begint. Je hebt € 2.000,- spaargeld en bezet een auto ter waarde van € 1.500,-. Dan bezit je € 3.500,- aan eigen vermogen. Je besluit dat je extra geld moet bijlenen om de investeringen te kunnen betalen. Je sluit een hypotheek af van € 10.000,- voor de bedrijfsruimte en leent daarnaast nog € 7.500,-, wat het totaal op € 17.500,- brengt. Je hebt dan € 3.500,- + € 17.500,- = € 21.000,- aan financiering die je kunt gebruiken om te investeren. Hieronder zie je hoe het eruit ziet in een tabel:

> Maak opdracht 46 in je werkboek.

Belangrijk

Het investeringsplan en je financieringsplan samen vormen later je openingsbalans. Je investeringsplan laat zien wat je aan bezittingen hebt. Je financieringsplan laat zien hoe deze betaald worden. Het totaalbedrag van het investeringsplan en het financieringsplan is dan ook even hoog.

> Maak opdracht 47 in je werkboek.

> Maak opdracht 48 in je werkboek.

> Maak opdracht 49 in je werkboek.


Klaar? Controleer of je opdracht 46 tot en met 49 hebt gemaakt in je werkboek.