Je kunt de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven.
Je kunt verschillende soorten historische verandering onderscheiden.
Je kunt door het onderscheiden van continuïteiten van langere en kortere duur onderkennen hoe elementen afkomstig uit verschillende tijdvakken zich gelijktijdig in één tijdvak kunnen manifesteren (de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige).
Je kunt uitleggen hoe kennis van het betreffende tijdvak de oriëntatie op de hedendaagse werkelijkheid beïnvloedt.
Domein B: Oriëntatiekennis
Je kunt bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken.
Je kunt uitleggen dat de betekenis die aan dit tijdvak wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
In deze opdracht spelen de volgende kenmerkende aspecten uit tijdvak 3 een rol:
de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
Onderstaande kernbegrippen: worden toegelicht in de begrippenlijst.