Ik kan de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven.
Ik kan verschillende soorten historische verandering onderscheiden.
Ik kan door het onderscheiden van continuïteiten van langere en kortere duur onderkennen hoe elementen afkomstig uit verschillende tijdvakken zich gelijktijdig in één tijdvak kunnen manifesteren (de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige).
Ik kan voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en gegevens eruit selecteren.
Ik kan rekening houden met:
Tijd- en plaatsgebondenheid van interpretaties en oordelen afkomstig van personen uit het verleden en afkomstig van hedendaagse personen, onder wie ik zelf.
Het ondersteunen van uitspraken met behulp van argumenten.
Domein B: Oriëntatiekennis
Ik kan bij een kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken.
Ik kan uitleggen dat de betekenis die aan dit tijdvak wordt toegekend mede afhangt van de tijd, plaats en omstandigheden waarin mensen zich met het verleden bezighouden.
In deze opdracht spelen de volgende kenmerkende aspecten uit tijdvak 2 een rol:
Ik kan uitleggen op welke manier het Romeinse Rijk groeide, waardoor de cultuur zich in Europa verspreidde.
Ik kan uitleggen hoe het contact tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germanen verliep.
De volgende (kern)begrippen worden toegelicht in de begrippenlijst.