Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:
|
De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt:
Begrippen en onderwerpen |
Dit weet ik |
oplosbaarheid van krijt, suiker, keukenzout, olie, vet, alcohol, zuurstof en ammoniak; spoelmiddel bij gebruik van zeep en wasmiddelen |
|
ketelsteen, gebruik van wasmiddelen, vorming van kalkzeep |
|
ontharden door: koken van water, ionenwisselaar, waterontharder, neerslagreactie |
|
zuren: HCl(g), HNO3(l), H2SO4(l), HAc(l) |
|
basen: ammoniak: NH3(g), zouten met OH-, zouten met O2-, zouten met CO32- |
|
zoutzuur: H+(aq) en Cl-(aq), verdund salpeterzuur: H+(aq) en NO3 - (aq), verdund zwavelzuur (accuzuur): H+(aq) en SO4 2 (aq), koolzuurhoudend water: H+(aq) en CO3 2-(aq), azijn: H+(aq) en Ac- (aq), natronloog: Na+(aq) en OH-(aq), kalkwater: Ca2+(aq) en OH-(aq), ammonia: NH3(aq) |
|
zure oplossingen: stroomgeleiding; vorming van waterstof aan de negatieve elektrode |
|
etsende werking; kleuring van indicatoren; aantasting van kalksteen |
|
basische oplossingen: stroomgeleiding; ontvettende werking; irriterend voor de huid; kleuring van indicatoren |
|
lakmoespapier bevochtigen met vloeistof; zuur: blauw wordt rood; basisch: rood wordt blauw; neutraal: rood en blauw verkleuren niet |
|
fenolftaleïen in vloeistof doen: zuur: verkleurt niet; basisch wordt paars |
|
neutraal: verkleurt niet; rode koolsap; universeel indicatorpapier |
|