|
Als je alle examenstof hebt geleerd, kun je: een aantal centrale begrippen en toonaangevende visies uit de wijsgerige antropologie herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren. |
|
Onderwerpen en begrippen |
Dit weet ik |
| Centrale begrippen | |
| rede, subjectiviteit, intersubjectiviteit, zelfbewustzijn, identiteit, lichamelijkheid, excentriciteit, macht, disciplinering, arbeid, communicatie, seksualiteit |
|
| Begrippenparen | |
| cultuur en natuur |
|
| emotie en verstand |
|
| geest (ziel) en lichaam |
|
| monisme en dualisme/pluralisme |
|
| mens en dier |
|
| bewust en onbewust |
|
| vrijheid en determinisme |
|
| doel- en waardegericht handelen | |
|
Toonaangevende visies waarin: |
|
| geest (ziel) en lichaam tegenover elkaar worden geplaatst (dualisme) | |
| door de inwerking van de vorm (ziel) op de stof (lichaam) een betrekkelijke eenheid ontstaat (Aristoteles; Christelijk Aristotelisme) | |
| het mens-zijn in verband wordt gebracht met lichamelijke processen, in het bijzonder met hersenprocessen (materialisme, philosophy of mind) | |
| de mens wordt beschouwd als een functioneel onderdeel van een dominant systeem (structuralisme) | |
| de mens wordt gezien als een onderdeel van de evolutie en als biologisch-genetische eenheid (sociobiologie) |